In de Naardense Bijbel wordt gesproken over gemeenschap en gemeente als het gaat om de kinderen Israëls, en over de volken als het gaat over wat in veel andere vertalingen de ‘heidenen’ worden genoemd. Hoe zit dat?
Gemeenschap en gemeente is een vertaling van am. Am is verwant met het woordje im: met. Een am is een metgezelschap, een oema. De oema is in de islam de gemeenschap van alle moslims. Zo is de am de gemeenschap van alle kinderen Israëls. Een enkele keer bekent am: ‘de mensen in het algemeen’, dus de gemeenschap van alle mensen. Belangrijk is dat am niets te maken heeft met etniciteit. Het is een gemeenschap die is verzameld door God of door een koning of een generaal. Heel vaak gaat het bij am om een militair manschap, een heerschaar.
Heidenen komen net als goddelozen bijna niet voor in de Naardense Bijbel. Dat komt omdat met het Hebreeuwse gojiem gewoon ‘andere volken’ wordt bedoeld. Gojiem staan dus in contrast met de am, want gojiem is wél etnisch of statelijk bedoeld. In het Grieks is gojiem vertaald met ethnos en am met laos, waar ons begrip laïciteit of leek vandaan komt: in de kerk zijn de leken het godsvolk, het heilige volk dat wordt voorgegaan door de geestelijkheid. Hieronymus vertaalt gojiem consequent met het Latijnse gentes (volken of mensen) en amiem met populi (de leken, het heilige volk). ‘Plaudite omnes gentes’ zegt psalm 47. Dat betekent niet: ‘klapt in de handen alle heidenen’, maar ‘klapt in de handen alle volken’ (modern: ‘laten alle mensen applaudisseren’).
In de Bijbel is er weliswaar een polemiek tussen de gemeente (am) en de volkeren (gojiem), maar die volken kunnen zowel goed als slecht zijn, dus is het veel te pejoratief om hier ‘heidenen’ te vertalen. De kern van het onderscheid is dat gojiem samenhoren op basis van etniciteit (ze zijn zo geboren) en de am op basis van zijn roeping (men is verzameld).