25:31


En wanneer de mensenzoon komt

in zijn glorie
en alle engelen met hem,
dán
zal hij zich neerzetten
op de troon van zijn glorie

25:32


en zullen vóór hem worden samengebracht

alle volkeren;
hij zal ze van elkaar afgrenzen
zoals de herder
de schapen afgrenst van de bokken

25:33


en hij zal de schapen doen staan

rechts van hem en de bokjes links.

25:34


Dán

zal de Koning zeggen
tot die rechts van hem:
hierheen, gezegenden van mijn Vader,
beërft het koningschap
dat voor u toebereid is
vanaf de grondlegging van een wereld-op-orde!-

25:35


want ik had honger

en ge hebt me te eten gegeven,
ik had dorst en ge hebt me laten drinken,
ik was een vreemdeling
en ge hebt me in uw samenkomst gebracht,

25:36


naakt en ge hebt me iets omgeworpen,

ik werd ziek en ge hebt naar me omgezien,
ik was in een bewaking
en ge zijt tot mij gekomen!

25:37


Dán

zullen de rechtvaardigen
hem antwoorden en zeggen:
Heer, wanneer
hebben we u hongerig gezien
en gevoed,
of dorstig en laten drinken?-

25:38


wanneer

hebben we u als vreemdeling gezien
en in de samenkomst gebracht,
of naakt en iets omgeworpen?-

25:39


wanneer hebben we u ziek gezien

of onder bewaking
en zijn we tot u gekomen?

25:40


En ten antwoord

zal de Koning tot hen zeggen:

amen is het, zeg ik u:

zoveel ge gedaan hebt aan één van dezen,
mijn geringste broeders-en-zusters,
hebt ge mij gedaan!

25:41


Dán

zal hij ook tot die van links zeggen:
gaat heen, weg van mij, vervloekten,
naar het eeuwige vuur dat bereid is
voor de uiteenwerper en zijn engelen!-

25:42


want ik had honger

en ge hebt mij niet te eten gegeven,
ik had dorst
en ge hebt mij niet laten drinken,

25:43


ik was een vreemdeling en ge hebt me niet

in uw samenkomst gebracht,
ik was naakt en ge hebt me niet
iets omgeworpen,
ziek, in een bewaking,
en ge hebt niet naar me omgezien!

25:44


Dán

zullen ook zij antwoorden en zeggen:
heer, wánneer hebben we u hongerig gezien
of dorstig,
als vreemdeling of naakt,
ziek of onder bewaking,
en hebben we u niet onze diensten bewezen?

25:45


Dán

zal hij hun antwoorden en zeggen:

amen is het, zeg ik u:

zoveel ge niet hebt gedaan
aan een van dezen,
de geringsten,
hebt ge niet gedaan aan mij!

25:46


Ze zullen weggaan;

‘zij naar eeuwige straf
en de rechtvaardigen naar eeuwig leven’

(Dan. 12,2)!


Matteüs 25, 31-46

Bijbeltekst  van de Week Matteüs 25, 31-46

 

In hoofdstuk 24 tel ik (vanaf vers 27) minstens vijf korte tot zeer korte parabels / gelijkenissen / voorbeelden / zinnebeelden van Jezus over de nadering van de Mensenzoon / het ‘komen van de Heer’.  Hoofdstuk 25 vergelijkt het ‘koninkrijk der hemelen’ met tien maagden (vss 1-13) en ‘met een mens die op reis gaat’ (vss 14-30). Het slotdeel lijkt op een ‘parabel van schapen en bokken’ of van ‘de koning die iedereen verrast met zijn oordeel’ maar ís het allebei niet.  Elke inleiding in die richting ontbreekt in elk geval. Eerder is het een visioen over hoe het zal toegaan als de Mensenzoon komt in zijn glorie: alle volkeren / heidenen zullen worden samengebracht voor zijn aanschijn. Hij is gezeten op ‘de troon van glorie’ en mag ‘ze’ (de volkeren?, de mensen individueel?) van elkaar (onder)scheiden en een koningschap / koninkrijk verlenen óf verbannen naar het eeuwige vuur. Criterium is of ze deze koning wel of niet hebben welgedaan toen hij honger had, dorst leed, thuisloos was, naakt, ziek of onder bewaking. Beide groepen hebben hem niet herkend, – en dat is voor de koning ook geen punt, wél wat ze hebben gedaan toen hij als hongerige, dorstige, thuisloze, naakte, ziekte of gevangene op hun weg kwam.

In de hoofdstukken 23 en 24 ontmoeten we een uitgesproken messias van Israël, die streng oordeelt over het huis Gods, hier in het slotdeel van hoofdstuk 24 neemt een anonieme Heiland der heidenen de ‘volkeren’ de maat, niet naar geloof of gelovigheid maar naar hun werken. Ook ‘ongelovigen’ erven koninkrijken, en ook ‘vromen’ kunnen verwezen worden naar het eeuwige vuur.  Het lijkt Belcampo wel!

Toch wel parabel-achtig, dit stuk dat onmiddellijk voorafgaat aan Passie en Pasen van Jezus. De gedachte blijft zich aan mij opdringen dat al dat ‘komen van de mensenzoon’ in deze apocalyptische hoofdstukken 24 en 25 van Matteüs zich voltrekt in Passie en Pasen van Jezus. Dat Passie en Pasen niet een ‘bedrijfsongeval’ is voor Jezus op zijn weg naar glorie, maar dat er ‘glorie’ is op Golgolta, in het lege graf en in Galilea (28,10) waar Jezus’ broeders hem weer hebben gezien. Dat blijft de overheersende indruk.

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant