16:1


Als de sabbat afloopt,

kopen Maria Magdalena,
Maria van Jakobus, en Salome,
balsems
en komen hem zalven.

16:2


Zeer vroeg op de eerste van de week

komen zij aan bij de gedenkplaats,
bij het opgaan van de zon.

16:3


Ze hebben tot elkaar gezegd:

wie zal voor ons de steen wegwentelen
van de poort van de gedenkplaats?-

16:4


en nu ze opkijken

aanschouwen ze dat hij is weggewenteld,
de steen,-
hoewel hij heel groot is geweest (Gen. 29,2).

16:5


Als ze de gedenkplaats binnenkomen

zien ze aan de rechterkant
een jongeman zitten,
met een witte mantel omgeworpen,
en ze zijn stomverbaasd.

16:6


Maar hij zegt tot hen:

niet zo verbaasd!-
ge zoekt Jezus, de Nazarener,
die gekruisigd is?-
hij is opgewekt, hij is niet hier;
zie, dit is de plaats
waar ze hem hebben gelegd;

16:7


nee, gaat heen, zegt aan zijn leerlingen

en aan Petrus
dat hij u voorgaat naar Galilea;
daar zult ge hem zien,
zoals hij u heeft gezegd!

16:8


Naar buiten gekomen

vluchten ze weg van de gedenkplaats,-
want siddering en ontzetting* Of (letterlijk naar het Grieks): extase.
heeft hen bevangen;
en ze zeggen aan niemand iets,
want ze zijn gaan vrezen.

Marcus 16, 1-8

Bijbeltekst van de week – Marcus 16, 1-8

 

Let op: in de evangeliën van Marcus en Lucas is er op paasmorgen géén ontmoeting met de Opgestane. In alle vier de evangeliën zijn er ook verschillen bij het leeg geworden graf, de ‘sprekers’ in gestalte en getal, net als de vrouwen die zich in de vroegte daarheen begeven. Al deze verschillen pleiten niet tegen maar vóór de historiciteit en authenticiteit van de opstandingsberichten. Een georganiseerde Christusmythe zou geregeld hebben dat er geen verschillen en tegenspraken meer waren. We volgen dit jaar Marcus, de andere evangeliën laten we in andere jaren spreken.

Drie vrouwen komen Hem ‘bij het opgaan van de zon’ zalven. Hun zorg is de grote steen voor de poort van het graf: “Wie zal voor ons de steen wentelen?”  De steen ís gewenteld, – misschien door de jongeman die rechts in de grafkamer zit ‘met een witte mantel omgeworpen’. Hij doet denken aan de jongeman uit Marcus 14, 51-52 die Jezus na zijn arrestatie het langst is blijven volgen, maar als ook hij gegrepen wordt vlucht hij met achterlating van ‘een linnen over het naakte lijf’. Er is een traditie dat evangelist Marcus hiermee zichzelf bedoelt; dan zou het kunnen dat dezelfde Marcus in Marcus 16, 6-7 vanuit het lege graf de opwekking van Jezus verkondigt en de boodschap meegeeft voor zijn leerlingen en Petrus ‘dat hij u voorgaat naar Galilea; daar zult ge hem zien!’

Meer ‘bewijs’ voor de opstanding dan het lege graf en het woord van de jonge man is er bij Marcus niet. Voor de vrouwen voldoende, zo lees ik vers 8. Ze zijn verpletterd door dit goede maar ook ontzettende nieuws, doen er het zwijgen toe, gaan níet getuigen (!), want ze zijn vervuld van ‘vreze’, ontzag voor Israëls God, – zo versta ik.

Gaan ze ook niet naar de leerlingen en Petrus toe? – en waarom zouden ze niet? De verzen 9-20 geven op die vragen geen antwoord, hoe dierbaar ze mij ook zijn. Omstreeks de Hemelvaartsdag hoop ik daarover te schrijven. ‘Het onechte’ slot van Marcus wil ik die verzen niet meer noemen, liever ‘de langere afsluiting’, sinds Nestle’s editie van het Griekse Nieuwe Testament, anders dan in mijn gymnasiumtijd, ook een conclusio brevior doorgeeft (een ‘kortere afsluiting’). Vertaald luidt die:

 

8a Maar alle dingen die

afgekondigd zijn

verkondigen zij beknopt

aan degenen rondom Petrus.

8b Maar daarna

zendt ook Jezus zelf

door hen

van oost tot west

de heilige en onbederfelijke prediking

uit

van de eeuwige redding.

 

De Naardense Bijbel heeft dit kortere slot tot nu toe niet. De Nieuwe Bijbelvertaling vermeldt het in een voetnoot. Het lijkt me verdedigbaar dat het in de tekst van de Naardense Bijbel wordt opgenomen, vooraf aan het langere slot.

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant