14:8


Filippus zegt tot hem:

heer, toon ons de Vader
en het is ons genoeg!

14:9


Jezus zegt tot hem:

zo lange tijd ben ik bij u
en toch heb je me niet leren kennen,
Filippus?-
wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien!-
hoe kun jíj zeggen ‘toon ons de Vader’?-

14:10


gelóóf je niet

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij?-
de dingen die ík u zeg
spreek ik niet vanuit mijzelf,
maar de Vader die in mij verblijft
doet zijn werken!-

14:11


gelooft het van mij

dat ík één ben met de Vader
en dat de Vader één is met mij;
maar zo niet, gelooft deze dingen
vanwege de werken!-

14:12

amen, amen, ik zeg u:
wie in mij gelooft,-
de werken die ík doe
zal ook hij doen,
ja grotere dan deze zal hij doen,-
omdat ík vooruit ga naar de Vader;

14:13


en wat ge ook zult vragen in mijn naam,

dat zal ik doen,
opdat de Vader
wordt verheerlijkt in de zoon;

14:14


als ge mij iets zult vragen in mijn naam,

zal ík het doen;

14:15


als ge mij liefhebt

zult ge mijn geboden bewaren;

14:16


en ík zal de Vader erom bidden

en hij zal u
een ándere troosttoeroeper geven
om bij u te zijn tot in de eeuwigheid:

14:17


de geestesadem van de waarachtigheid,

welke de wereld niet bij machte is
op te nemen
omdat ze die niet aanschouwt
en niet kent;
gíj kent hem
omdat hij bij u verblijf houdt
en ín u zijn zal;

Johannes 14, 8-17 (21)

Bijbeltekst van de week – Johannes 14, 8-17 (21)

 

Pieter A. Elderenbosch, zaliger nagedachtenis, deelt in Het onderricht van de Messias (Boekencentrum 1976) vanaf Johannes 13, 18 tot en met 14, 31 de evangelietekst in in een aantal gesprekken: allereerst met een zwijgende Judas, dan met de vragenstellers Petrus, Tomas, Filippus en de andere Judas, afgesloten met een woord tot heel de kring om de tafel. Voor de Pinksterdag wordt ons dit jaar het gesprek met Filippus als evangelie aangereikt, dat doorloopt tot en met vers 21.

Jezus gaat ‘verhoogd’ worden: zijn sterven aan een kruis is geen roemloos einde en een verdwijnen in het niets, hij gaat vooruit naar een huis van de Vader om voor de leerlingen een plaats te bereiden,– daar waar zij nu nog niet kunnen komen (13, 33 en 13, 36). Tomas weet niet wáár dat dan wel is en welke weg erheen leidt (14, 5). Filippus aanvaardt dat dat via Jezus bij de Vader is, maar wil de Vader dan ook wel zíen. Hier kan Jezus getuigen van zijn eenheid met de Vader, die maakt dat Jezus-zien gelijk staan aan de Vader-zien en dat een gebed tot Jezus niet onderdoet voor een gebed tot de Vader.

Jezus zelf zal de Vader erom bidden dat Hij aan de leerlingen een ándere paraklètos geven zal: de pneuma tès alètheias. Voer voor vertalers, deze woorden! Elderenbosch biedt ‘een ander (…) die hem vertegenwoordigt’, ‘de ware Geest’. De Bijbel in Gewone Taal heeft ‘een nieuwe helper: de heilige Geest. (…) Door hem zullen jullie de waarheid kennen.’ De NBV kondigt ‘een andere pleitbezorger’ aan, ‘de Geest van de waarheid.’ Het Boek heeft ‘een Plaatsvervanger’, ‘de Heilige Geest’. Willibrord: helper. Herziene Statenvertaling: Trooster.

Bepalend voor de vertaling is primair of we paraklètos zien als Jezus’ plaatsbekleder’ (als pleitbezorger) richting de Vader of als degene van God uit naar de leerlingen toe die de lege plaats van Jezus inneemt. De Naardense Bijbel kiest met ‘troosttoeroeper’ voor het laatste, maar had ook met ‘tehulproeper’ kunnen komen. Joh. 14, 26 heeft mij gestuurd in de uiteindelijke keuze (‘de troosttoeroeper…zal u in alles onderrichten…’).

Ik vind geen van de vertalingen ‘fout’, maar wie Joh 14, 16-17 voor de pinksterpreek als tekst wil, moet vooraf wel gekozen hebben; de boodschap kan mijns inziens niet zijn dat we met de hemelse geestesadem net als met een advocaat alle kanten uitkunnen…

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant