4:26 |
|
4:27 |
|
4:28 |
|
4:29 |
|
4:30 |
|
4:31 |
|
4:32 |
|
4:33 |
|
4:34 |
|
Marcus 4, 26-34
Bijbeltekst van de Week – Marcus 4, 26-34
Voor geëngageerde, zichzelf verantwoordelijk opstellende mensen – een in de kerk veelvoorkomend ras – is dit een lastige gelijkenis. Laisser faire, laisser aller, lijkt het motto te zijn. Naastepad schrijft: “Het gaat vanzelf. Het is bijna banaal van brutale simpelheid.” (Menswording, 106) De mens gooit zaad in de aarde (vs. 26). Er staat niet eens zaaien maar gooien. Vervolgens gaat hij naar bed en het leven gaat verder zijn gangetje, nacht en dag. Het zaad komt op. Hoe? Weet hij veel (vs. 27). De aarde brengt “vanzelf” vrucht voor. Automatikè in het Grieks, automatisch (vs. 28). Welja, natuurlijk. Was het maar zo gemakkelijk, brom je van binnen.
Naastepad merkt op dat de gelijkenis het meeste aandacht besteedt aan de groei van het zaad. Het middendeel van de gelijkenis is daarmee gevuld. Maar de omlijsting bestaat uit mensenwerk: zaaien en oogsten. Onverantwoordelijk is de mens dus niet, maar zijn verantwoording is beperkt. De groei zelf ligt buiten zijn vermogen (vgl. 1 Korintiërs 3,7). Bezig zijn met dingen die je niet in de hand hebt, is moeilijk. Iedereen die “arbeidt in het woord”, plat gezegd “iets met mensen doet”, in de kerk of daar buiten, weet dat. Processen die we van a tot z onder controle hebben, zijn prettiger. Ze geven het gevoel dat de wereld klopt en gehoorzaamt aan onze wil. Ze hebben niet dat moment van loslaten / overgave / sterven in zich.
Gods koninkrijk, zijn manier van regeren is anders. Het is geen beheersbaar proces. Er gaat van alles buiten ons om. Automatisch maar mysterieus en onbeheersbaar. We moeten maar gelovig “ons ding doen”. Nacht en dag, zegt de gelijkenis. Dat is de volgorde die Genesis 1,5 ons leert. De nacht, het debacle, de duisternis gaan voor. Dan wordt het nieuwe licht geboren, dat gezaaid was voor den rechtvaardige (Psalm 97,11). Willem Barnard wijst erop, hoe vaak de woorden zaaien en zaad voorkomen in Genesis 1. Opvallend vaak. Het is, alsof hier al een aanwijzing wordt gegeven over de manier waarop God koning is. Hij is een koning als een korenaar.
Wouter van Voorst