6:1 |
|
6:2 |
|
6:3 |
|
6:4 |
|
6:5 |
|
6:6 |
|
Marcus 6, 1-6
Bijbeltekst van de Week – Marcus 6, 1-6
Jezus komt in zijn vaderstad aan. Er staat niet dat dat Nazaret is. Alleen in Marcus 1,9 lezen we dat Jezus “vanaf Nazaret” bij de Jordaan aankomt om zich te laten dopen. Volgens Johan Leman in zijn veelgeprezen studie Van Totem tot verrezen Heer (Peckmans, 2014) betekent de benaming van Jezus als Nazoraios, niet dat hij uit Nazaret kwam (want dan had er gestaan: Nazarenos), maar dat hij werd gezien als iemand die op de uitkijk staat (van het Aramese natsar), in de verwachting van het einde der tijden. (Leman, p. 142 vv) De volksetymologie zou dat Nazoraios later in verband hebben gebracht met Nazaret. Dat is een wat vreemde redenering, omdat er geen enkele reden is om Jezus (zelfs als Nazoreër) uit Nazaret te laten komen. Sterker nog: het is een theologische anomalie die de latere aanvaarding van Jezus als Messias ernstig heeft bemoeilijkt. De Messias komt immers uit Juda! Vandaar dat de evangeliën van Matteüs en Lucas zo omstandig hun best doen om Jezus in Bethlehem geboren te doen worden, waarna zijn ouders zich (weer) vestigen in Nazaret. “Feiten, zo zegt Leman, “die de evangelist vertelt spijts het feit dat ze zijn boodschap bemoeilijken, bezitten mijns inziens enige historische waarschijnlijkheid.” (p. 134) Dan heeft Nazaret zeker historische waarschijnlijkheid!
Jezus geeft op de sabbat onderricht in de synagoge. Dat betekent letterlijk ‘samenkomst’ en zo wordt het nu ook vertaald in de Naardense Bijbel, om te voorkomen dat het klinkt als een Joods gebedshuis in onderscheid van een Christelijke kerk. Als nadrukkelijk een gebouw wordt bedoeld wordt vertaald met Samenkomst (zoals de Doopsgezinde Vermaning zijn naam ontleent aan datgene wat er in die Vermaning gebeurt). In de Hellenistisch-Joodse wereld vanaf de tweede eeuw voor Christus worden overal Samenkomsten gebouwd maar die heette aanvankelijk proseuchai (van proseuche, ‘gebed’) waar een ‘samenkomst’ (synagoge) plaatsvond. Pas later ging men die gebouwen noemen naar wat er in gebeurde: een bijeenkomst (synagoge), waarschijnlijk omdat er uitgerekend niet gebeden werd maar alleen uit de Tora werd gelezen.
Jezus’ onderricht leidt tot verslagenheid (het Griekse ekplèsomai van ek en plèssoo (slaan), betekent ‘wegslaan’, ‘uit het veld slaan’). Deze vertaling i.p.v. het gebruikelijke ‘verbazing’ of ‘verwondering’ laat zien dat Jezus niet zozeer bewondering wekt, maar dat zijn optreden zo tegendraads is dat hij diepe verwarring oproept: zijn toehoorders zijn volkomen van slag! In de voorafgaande hoofdstukken doet Jezus zo ongeveer alles wat de toenmalige beschaving tartte: hij gaat bij voorkeur om met publieke zondaars, verwarde gekken, NSB-tollenaars, prostituees, onreine (bloedvloeiende) vrouwen en onreine mannen (een bezetene die in graven woont!). Hij vergeeft zonden, waar het publiek denkt aan vergelding en hij staat zieken bij tegen alle regels in. Jezus is voor alles een exorcist: met zijn woorden en daden drijft hij tijdgeesten en andere demonieën uit. Zijn optreden maakt hem tot een skandalon, een hindernis. Zijn dorpsgenoten hebben het gevoel dat hij een valstrik opzet: skandalon komt van skambos, het kromhoutje in de muizenval dat bij de minste aanraking losschiet waardoor de val dichtklapt (Murre). Jezus verleidt hen tot een mens- en maatschappijvisie waar ze niet aanwillen. Dat nooit! Onder hen is Jezus dan ook niet bij machte geweest ook maar iets krachtigs te doen, “behalve aan enkele stumpers, die hij de handen oplegt en geneest.” (vs 6)
Theo van Willigenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl