6:45 | Meteen ‘dwingt’ hij zijn leerlingen |
6:46 | Als hij van hen afscheid heeft genomen, |
6:47 | Toen het schemerig werd |
6:48 | Hij ziet hen zwoegen bij het varen, |
6:49 | Maar als zij hem zien wandelen op de zee, |
6:50 | want allemaal zien ze hem |
6:51 | Hij loopt naar hen toe, de boot in, |
6:52 | want bij de broden waren ze niet |
Markus 6, 45-52
Bijbeltekst van de Week – Markus 6, 45-52
Hij wilde hen voorbijgaan
Over dit Marcus-detail raak ik maar niet uitgedacht. De Naardense Bijbel heeft hier weliswaar ‘hij heeft bij hen willen komen’ (vs. 48), maar het grondwoord par-erchomai betekent toch bijna overal ‘voorbij gaan’. Ik heb verder geen vertaling gevonden die daar in dit geval van afweek. Jezus wilde hen voorbij gaan. Maar waarom? Het klinkt zo hard en onpastoraal. Hij heeft toch vanaf de berg gezien hoe moeilijk ze het hebben, maar wil voorbij gaan.
Volgens M.H. van der Zeyde in haar prachtige Marcusboek Spiritualiteit doet Jezus dat, omdat hij zo diep (of hoog) in gedachten is. ‘Ik denk dat Jezus over het meer liep, omdat hij na die dag, en na die nacht, vervuld was van zó grote dingen, dat hij vergat dat men als mens niet over water lopen kan’. Maar ik vind dat te psychologiserend. Wel heel mooi vind ik wat ze vervolgens schrijft: ‘Alleen, als hij hen dan hoort schreeuwen van angst, dan is hij er meteen weer ‘voor hén’ (pag. 171). Jezus is daarin één met de Vader, dat hij van gedachten kan veranderen.
Volgens Matthew Henry (1662-1714) deed Jezus maar alsof, maar met een opvoedende bedoeling: ‘This he did, to awaken them to call to him.’ Een les in gebed dus. Maar of die les goed werkte op het moment dat de leerlingen Jezus nog voor een fantasma (spook) aanzagen? Dan zie je zo’n wezen toch maar al te graag voorbij gaan?
Volgens Th.J.M. Naastepad zit de vork anders in de steel. De leerlingen ‘(…) moeten weten dat zij zulk een bevrijder hebben, die hun voorgaat. Daarom wilde Jezus, wandelend op de zee, hun voorbijgaan: om hun vóór te gaan. Hoezeer gij ook tobben moet, volg mij, ik ga u voor. (…) Als zij wegzinken is hun laatste blik toch altijd nog gericht geweest op één die hun voorging naar Galilea.’ (Menswording, 154). Dat lijkt me een nogal schrale troost.
Ook heb ik wel eens horen beweren dat het ‘voorbij gaan’ een toespeling is op Exodus 12, waarin de Ene de huizen van de kinderen Israëls sparend voorbij gaat. Daar geeft de Septuagint de woorden abar en pasach weer met par-erchomai. Maar is er in Markus 6 sprake van ‘sparend voorbij gaan’? En waarom zou Markus 6 juist hierop zinspelen? Het werkwoord par-erchomai komt immers vele malen voor in de Septuagint.
Zelf heb ik ook een suggestie.
Het willen voorbijgaan klinkt mij zeer majesteitelijk in de oren. Het klinkt naar Psalm 104: ‘die wolken maakt tot zijn wagen, die wandelt op de vleugels van een stormwind.’ ‘He rides upon the storm’, zegt Cowper in zijn befaamde ‘God moves in a mysterious way’. Dat gaat zó soepel, soeverein, goddelijk-speels, als een snelle surfer, dat zijn eerste reactie is: dat langzaam varende obstakel willen passeren. Maar als hij zijn kermende kerkgangers hoort, herinnert hij zich zijn erbarmen en laat hij zijn kosmische Spielerei voor wat die is…
Kan daar iets in zitten?
Toch kan de Naardense Bijbel ook gelijk hebben met zijn minderheidsrapport. In bijv. Lukas 12,37 en 17,7 heeft par-erchomai wel degelijk de betekenis van: ‘aankomen, bij iemand komen’. Misschien is dat wel zo zinnig in Markus 4,48. Jezus wil gewoon bij het schip komen. Waarom vertaalt verder niemand dat dan zo? Omdat vertalers ook maar mensen zijn. Ze kiezen meestal de optie die ze het eerste te binnen schiet; de meest bekende dus.
Wouter van Voorst