7:1


Dan verzamelen zich bij hem de Farizeeërs

en sommigen van de schriftgeleerden,
gekomen uit Jeruzalem vandaan.

7:2


Zij zien dat sommigen van zijn leerlingen

met ongewijde handen,
dat is niet gewassen,
de broden eten;

7:3


want de Farizeeërs, en álle Judeeërs,

eten nooit zonder eerst stevig
de handen te wassen,
vasthoudend aan
de overlevering van de oudsten;

7:4


en van een markt af

eten ze niet als ze niet besprenkeld worden;
en vele andere dingen zijn er
die ze hebben aangenomen
om aan vast te houden:
onderdompelingen van drinkbekers,
kannen en kopergoed.

7:5


Dan vragen ze hem,

de Farizeeërs en de schriftgeleerden:
waarom wandelen uw leerlingen niet
volgens de overlevering van de oudsten,
maar eten ze het brood
met ongewijde handen?

7:6


Maar hij zegt tot hen:

Jesaja heeft het fraai over u,
oordeeloompjes, geprofeteerd,
zoals geschreven is:
‘deze gemeente eert mij met de lippen,
maar hun hart houdt zich verre van mij;

7:7


vergeefs eerbiedigen zij mij,

zij leren leringen
die mensengeboden zijn!’ (Jes. 29,13)

7:8


terwijl ge het gebod van God loslaat,

houdt ge vast
aan de overlevering van de mensen!

7:9


Ook heeft hij tot hen gezegd:

fraai: het gebod van God zet ge opzij
opdat ge uw overlevering in stand houdt!-

7:10


want Mozes zegt

‘eer je vader en je moeder’, en
‘wie vader of moeder vervloekt,
zal de dood sterven!’-

7:11


maar gíj zegt:

als een mens tot de vader of de moeder zegt:
het is korban, dat is: een offergave,
wat u maar van mijn kant van nut kan zijn!,

7:12


dan laat ge hem al niet meer

iets doen voor zijn vader of moeder,

7:13


en stelt ge het spreken van God

buiten werking
door uw overlevering
die ge hebt overgeleverd;
en vele dergelijke dingen doet ge!

7:14


Toen hij de schare weer

bij zich had geroepen,
heeft hij tot hen gezegd:
hoort naar mij, gij allen, en verstaat!-

7:15


er is niets dat van buiten de mens

hem binnentrekt
dat bij machte is hem te ontwijden;
nee, de dingen die uit de mens
naar buiten trekken, die zijn het
die de mens ontwijden!

7:16


Als iemand oren om te horen heeft,

dan moet hij horen!

7:17


Toen hij een huis was binnengekomen,

bij de schare vandaan,
hebben zijn leerlingen hem gevraagd
naar de strekking van het zinnebeeld.

7:18


Hij zegt tot hen:

zijn zo ook jullie zonder begrip?-
snappen jullie niet
dat al wat van buitenaf de mens binnentrekt
niet bij machte is hem te ontwijden?-

7:19


omdat het niet binnentrekt in zijn hart

maar in de buik,
en de afvoer in naar buiten treedt.
Reinigend alle spijzen

7:20


heeft hij gezegd:

wat uit de mens naar buiten trekt,
dát ontwijdt de mens;

7:21


want van binnen uit,

uit het hart van de mensen,
trekken de kwade overleggingen naar buiten,
hoererijen, dieverijen, moorden,

7:22


allerlei overspel, hebzuchtigheden,

boosaardigheden, arglistigheid,
teugelloosheid,
een boos oog, lastering, zelfverheffing,
onbezonnenheid;

7:23


al dit boze, het trekt van binnenuit

naar buiten en ontwijdt de mens!

Marcus 7, 1-23

Bijbeltekst van de Week – Marcus 7, 1-23

 

Rond het begin van onze jaartelling vormden de Farizeeën een vrome lekenbeweging die zich afzette tegen de vrijzinnige Sadduceeërs (die ook collaboreerden met de Romeinse bezetter) en die sterk heeft bijgedragen aan de ontwikkeling van de synagogen als leerhuizen en plaatsen van gebed (een alternatief voor de centrale eredienst in de Jeruzalemse tempel). Jezus van Nazareth lijkt beïnvloed door het niet-wettische Hillel-Farizeïsme (‘Wat gij haat, doe dat uw naaste niet aan’) en dat leidt tot botsingen met de Farizeeërs uit de strenge en fundamentalistische school van Shammai (50 v Chr. – 30 n Chr.). Als Jezus deze Farizeeërs hypokritai noemt (Marcus 7,6), dan bedoelt hij niet dat ze ‘huichelaars’ zijn. Dat waren ze absoluut niet: ze waren juist heel vroom en heel serieus. Zeer precies houden ze zich aan de reinheids- en spijswetten. Daar is niets huichelachtigs aan.

Waar het om gaat is dat ze voor Jezus tot een verkeerd oordeel (krisis) komen over de aard en de bedoeling van de Tora en de geboden daarin. De Naardense Bijbel vertaalt hypo-kritai daarom als ‘ondermaatse oordelaars’ (hypo = laag), of zoals in Marcus 7, 6 met het spottende ‘oordeeloompjes’.

Wat is er ‘ondermaats’ aan het oordeel van de Farizeeërs? Jezus geeft een voorbeeld: Mozes zegt: ‘eer je vader en je moeder’, maar wat maken de Farizeeërs ervan? Ze begrijpen dit gebod als een last die kinderen moeten dragen. Als die hun ouders op een of andere manier van nut zijn is dat voor hen een korban, een offergave. Ze offeren zichzelf op. Maar is het in ere houden van je ouders, omdat je ze liefhebt, een offer? Hou je van hen omdat Mozes dat gebiedt? Je houdt toch van je ouders omdat het je ouders zijn? Je hebt je partner toch niet lief omdat dat moet (of omdat je denkt dat je daarmee de wereldvrede dient)? Je houdt van hem of haar om wie hij of zij is.

Je vader en moeder eren omdat dat geboden wordt introduceert een volkomen verkeerde motivatie, een motivatie die er voor zorgt dat het feitelijk geen ‘in ere houden’ en ‘houden van’ is. Je doet het niet om hen, maar om jezelf: je wilt je houden aan de geboden van Mozes, je wilt netjes leven, doen wat je hoort te doen en daarom geef je om je ouders of je partner. Maar dat is toch geen ‘houden van’? “Wat fijn dat je me vandaag komt opzoeken,” zegt de moeder tegen haar zoon. “Ja, ik wil me graag houden aan de tien geboden.” Volkomen mis.

Wat uit de mens voortkomt, de ‘overleggingen van zijn hart’ (vers 21-22), zijn intenties, dát ontwijdt de mens. Niet het eten met ongewassen handen is kwalijk, maar je motieven en intenties.  De Tora, ‘het spreken van God’ (vers 13) is niet een verzameling geboden die we moeten gehoorzamen. Het zijn geen wetten die ons dwingen om een offer te brengen, zoals we gedwongen zijn om belasting te betalen. De Tora geeft een beschrijving van het leven zoals ons leven bedoeld is: dat is een leven waarin we onze ouders, onze vrienden, onze kinderen, onze partner in ere houden, waarin we liefhebben niet als offergave maar als iets dat we juist ontvangen. Liefhebben is geen last. Ware liefde geeft moeiteloos, want het ziet het geluk van de geliefde als de helft van je eigen geluk. Het werkelijk bedoelde mensenleven is een leven waarin we van harte  zorgen om mensen, dieren en dingen zonder dat iets of iemand zegt dat we dat moeten doen. Het is een leven waarin we andere respecteren om wie ze zijn, niet omdat Mozes, paus Franciscus of Postbus 51 zegt dat dat moet.

“Hoort, naar mij, gij allen en verstaat,” roept Jezus tot de schare. Begrijp het ‘spreken van God’. Luister niet naar ondermaatse oordelaars die dat spreken buiten werking stellen door hun misse overlevering en leer (vers 13).

 

Theo van Willigenburg

vanwilligenburg@kantacademy.nl