10:1 |
|
10:2 |
|
10:3 |
|
10:4 |
|
10:5 |
|
10:6 |
|
10:7 |
|
10:8 |
|
10:9 |
|
10:10 |
|
10:11 |
|
10:12 |
|
10:13 |
|
10:14 |
|
10:15 | amen is het, zeg ik u: |
10:16 |
|
Marcus 10, 1-16
Bijbeltekst van de Week – Marcus 10, 1-16
Dat moet een mens niet willen!
Het Grieks heeft vier gebiedende wijzen:
(1) De tweede persoon enkelvoud (kom!),
(2) de tweede persoon meervoud (komt!) en
(3) de derde persoon enkelvoud
(4) de derde persoon meervoud.
Het Algemeen Verarmd Nederlands kent nog slechts eerstgenoemde gebiedende wijs: “kom!”. Gelukkig handhaaft zich her en der, ook in de Naardense Bijbel de gebiedende wijs tweede persoon meervoud. Weest niet bezorgd. Weest verheugd. etc. Het zijn oproepen, niet aan vereenzaamd strevende individuen, maar aan een gemeenschap. Dat is toch een regelrechte bevrijding?
Maar het Grieks heeft dus ook de gebiedende wijs derde persoon enkelvoud (en meervoud). Die vormen een lastige categorie, omdat we in het Nederlands nooit zoiets gekend hebben. We moeten onze toevlucht nemen tot een omschrijving, in de trant van: hij moet lopen, laat hij lopen, hij lope.
Vaak hebben vertalingen voor de aanvoegende wijs gekozen: hij lope. Zo ook in het Onze Vader: uw naam worde geheiligd… kome… geschiede. Het Grieks heeft driemaal een gebiedende wijs. De Nederlandse aanvoegende wijs is een zwaktebod, want zo klinkt het toch erg snel als een vrome wens. (Overigens, lees welke oplossing Oussoren in Mattheüs 6,9-10 gevonden heeft; ik noem het maar een ‘aandringende wijs’.)
In Marcus 10,9 staat een gebiedende wijs derde persoon enkelvoud. Met ontkenning ervoor. (Anthroopos) mè chorizeto. Oussoren vertaalt: ‘(dat) moet een mens niet willen scheiden!’ (met uitroepteken) De Willibrordvertaling heeft: ‘(dat) moet een mens niet scheiden’. De Herziene Statenvertaling heeft: ‘laat de mens dat niet scheiden’. De Bijbel in Gewone taal heeft: ‘(dat) mag een mens niet scheiden’.
Maar of dat nu zo gelukkig is, ‘dat mag niet’? Tja, dat is gewoon Nederlands. ’t Probleem is alleen dat Jezus zo gewoon niet is. De Farizeeërs proberen hem te strikken in een mag-het-of-mag-het-niet dilemma. Ook vandaag heb je nog van die ethische toetsstenen van rechtzinnigheid of ruimdenkendheid. Maar Jezus laat zich in zo’n formalistisch schema niet vangen; hij brengt de kwestie op een ander niveau. Bedenk toch dat de schepping in het geding is! Dus het dringende, emotionele van Oussorens vertaling: ‘Dat moet je niet willen!’ – het doet mijns inziens recht aan de grondtekst van Marcus 10,9.
Marie van der Zeyde schrijft: ‘Wanneer ik het Grieks lees, is het voor mij de vraag of in dat mè chorizeto nu wel een verbod ligt uitgedrukt. De imperatief, en ook de imperatief met een negatie erbij, heeft veel schakeringen: doe dat niet, laat dat, dat moet je niet doen, doe dat toch niet, dat zou ik nu niet doen. In plaats van een hard en star verbod, hoor ik er bij Jezus eerder een wijze vermaning uit: denk niet dat dat zomaar kán, zoiets doe je niet zonder schade. Maar hoe ónevangelies kan dit mè chorizeto worden toegepast!’ (Spiritualiteit, 215)
Ontroerend vind ik het volgende tafereel, vs. 13-16. Jezus ontvangt de kinderen, de over het hoofd geziene mensjes die zo vaak kind van de rekening zijn. Ook met het oog op hen moet je echtscheiding niet willen! Is dat nog een ge- of verbiedende wijs te noemen? Misschien eerder wat Barnard ooit noemde een ‘smekende wijs’.
Wouter van Voorst