10:32


Ze zijn onderweg geweest,

opklimmend naar Jeruzalem,
en Jezus is hun aanvoerder geweest;
zij hebben zich verbaasd,
en die hem volgden werden bevreesd.
Hij neemt de twaalf wéér bij (zich)
en begint met tot hen te zeggen
welke dingen nu bij hem gaan samenlopen:

10:33


zie, wij klimmen op naar Jeruzalem

en de mensenzoon zal worden overgegeven
aan de heiligdomsoversten
en de schriftgeleerden;
zij zullen hem ter dood veroordelen
en hem overgeven aan de volkeren* Of -het bekende-: ‘overleveren aan de heidenen’.;

10:34


die zullen hem bespotten en op hem spuwen;

ze zullen hem geselen en ter dood brengen,
en na drie dagen zal hij opstaan!

10:35


Jakobus en Johannes,

de twee zonen van Zebedeüs,
benaderen hem en zeggen tot hem:
leermeester, wat wij willen is
dat u voor ons zult doen
wat wij u gaan vragen!

10:36


En hij zegt tot hen:

wat wilt ge dat ik voor u doen zal?

10:37


En zij zeggen tot hem:

geef ons dat wij, één rechts van u
en één links, mogen zetelen in uw glorie!

10:38


Maar Jezus zegt tot hen:

ge weet niet wat ge vraagt!-
zijt ge bij machte de drinkbeker te drinken
die ík drink
of gedoopt te worden met de doop
waarmee ík gedoopt word?

10:39


Zij zeggen tot hem: wij zíjn bij machte!

Maar Jezus zegt tot hen:
de drinkbeker die ík drink
zult ge drinken,
en met de doop waarmee ík gedoopt word
zult ge worden gedoopt,

10:40


maar het zetelen rechts van mij

of links, is niet aan mij om weg te geven,-
nee, dat is voor hen voor wie het is
gereedgemaakt!

10:41


Als de tien dat horen

beginnen zij boos te worden
over Jakobus en Johannes.

10:42


Jezus roept hen naderbij en zegt tot hen:

ge weet dat zij die denken
te regeren over de volkeren
hen overheersen
en dat hun groten
hun macht op hen botvieren;

10:43


zo is het niet bij u;

nee, wie bij u groot wil worden,
zal uw bediende zijn,

10:44


en al wie bij u een eerste wil zijn,

zal aller dienstknecht zijn;

10:45


want ook de mensenzoon

is niet gekomen om bediend te worden
nee, om te bedienen
en zijn lijf-en-ziel te geven
als losprijs voor velen!

Marcus 10, 32-45

Bijbeltekst van de Week – Marcus 10, 32-45

Sklavenmoral?

“Aller bediende zijn” (43), “aller dienstknecht zijn” (44), “gekomen om te bedienen” (45). Dat is de weg van Jezus en zijn leerlingen. Ik ben geen kenner van Nietzsche, maar stel me zo voor dat hij dit soort passages met de grootst mogelijke weerzin las. Niet voor niets adviseerde hij het Nieuwe Testament met handschoenen aan te lezen, om geestelijk-hygiënische redenen. Dit boek verheft niet, maar schept er een smerig genoegen in, mensen omlaag te praten. Wees nederig, verlaag jezelf, cijfer jezelf weg, wees een nul, wees dienstbaar. Maak je de Sklavenmoral eigen.

Ik heb veel sympathie voor Nietzsche en vraag me vaak af of hij nu werkelijk een antichrist was of eerder een antichristen. Ageert hij tegen het Nieuwe Testament of tegen een bepaalde lezing ervan? Vecht hij tegen Christus of tegen zijn kerkelijke karikatuur? Beveelt Jezus werkelijk een Sklavenmoral aan, gericht op de verlaging van de mens?

Volgens mij lijkt dat alleen zo. Dienen en dienstbaarheid hebben in christelijke kring vaak die muffe, dociele, onderworpen klank. Ook veel liederen getuigen van een passieve houding, van: ik ben niets, U bent alles. We gaan als een hond op onze rug liggen. Daaronder vermoedt Nietzsche terecht het ressentiment tegen de edele mens die wél tot ontplooiing is gekomen; die wel beslissingen durft te nemen. Die wordt al snel als zondaar gebrandmerkt door de kudde.

Maar je kunt je dienstbaarheid ook anders voorstellen. Om te beginnen als een vrije, zelfbewuste keuze (niemand zo zelfbewust als Jezus!). En niet als een tekort, maar als overvloed, als Schenkende Tugend. De evangelisten wijzen allevier op het koninklijke, royale van Jezus’ dienst. Zijn dienst is op onze verheffing gericht. Hij wil dat we tot ons recht komen. Dat is geen kwestie van neerbuigend Mitleid, maar van Mitfreude. Mensen die zich laten verheffen (opstanding!), worden in staat gesteld tot dienstbaarheid op hun beurt. Noem het: genegenheid tot wat zich op grassroot level afspeelt, voor wat daar opkomt en opbloeit.

Het tegendeel daarvan vinden we in vers 42. Daar gaat het over “overheersen” en “macht botvieren”. In het Grieks werkwoorden die beiden beginnen met kata: omlaag. Anderen omlaagheersen. Zo kom je zelf hogerop. Het lijkt Übermenschen-gedrag te zijn. Maar is het juist niet een gebrek, een tekort? Wie ben je, dat je dat machtsvertoon nodig hebt? Een miezerig mens met grenzeloze tekorten die zelfs door een onderworpen wereld nog niet vervuld zijn? En haal je zo, terwijl je anderen omlaagheerst, ook jezelf niet omlaag? Is dat niet de werkelijke Sklavenmoral, veeleer grotesk dan groots?

Wouter van Voorst