12:28 |
|
12:29 |
|
12:30 |
|
12:31 |
|
12:32 |
|
12:33 |
|
12:34 |
|
Marcus 12, 28 – 34
In deze passage wordt de belijdenis van Israël samengevat:
“De Heer is één
liefhebben zul je de Heer, je God,
uit heel je hart, uit heel je ziel,
uit heel je verstand
en uit heel je kracht” (vers 30)
Dat God één is wil niet zeggen dat Hij niet meerdere gestalten kan aannemen. In de Hebreeuwse Bijbel is God soms aanwezig als een engel, soms als drie mannen (Abraham), als een vuur, als een geest of wind, als een dichte mist, als een wolkkolom of als het zachte suizen van de wind. De vroegchristelijke gedachte over God als Vader, Zoon en heilige Geest komt niet zomaar uit de lucht vallen. Ook incarnatie is geen volstrekte nieuwigheid. God werd geïncarneerd gedacht in de tempel en natuurlijk in zijn Woord, de Tora, als Vrouwe Wijsheid.
Dat God één is moeten we niet mono-theïstisch (één God) lezen, maar mono-latristisch (één verering). Het betekent dat er maar één is die het waard is om geliefd en vereerd te worden. Buiten deze God is er niets dat ons vertrouwen en onze toewijding verdient. Zoals de schriftgeleerde antwoordt:
“het is waar wat u zegt, dat hij Eén is en dat er geen andere is buiten Hem.” (vers 32)
De Naardense Bijbel vertaalt ho eis estin met ‘dat hij Eén is’ (hoofletter Eén), met een knipoog naar de vertaling van de godsnaam JHWH met Ene. Deze God is de Enige, de Ware. Zoals je in de liefde de ware kunt vinden, zo is God de Ware voor de mens: een God om lief te hebben. Pieter Oussoren heeft de uitgave van de reciteerbare psalmen met daarbij kloostertonen de titel meegegeven Voor de liefste een lofzang en dat is helemaal raak! Het is liefdespoëzie, waarbij de goddelijke geliefde soms in woedende jaloezie ontsteekt als de mens meent dat andere machten en krachten zijn liefde en vertrouwen meer waard zijn.
Deze Ene verdient het dat we hem met alles wat we in ons hebben liefhebben. En die liefde betekent onmiddellijk dat we ook onze naaste liefhebben als onszelf. Bij de Bijbelse profeten gaat de JHWH-alléén verkondiging altijd samen met de roep om te zorgen voor ‘vreemdeling, wees en weduwe’: zij die in de maatschappelijke orde niets hebben waar ze op kunnen vertrouwen, geen bescherming genieten, sociaal verloren zijn. Opkomen voor deze naaste, hem of haar zien als jezelf, is meer dan alle offers in de tempel van Jeruzalem en al onze goede levenswandel. In Jeruzalem in het heiligdom brengt Jezus het Godsvolk terug bij zijn kern: niet de dienst in de prachtige tempel van Herodes, niet de hallachische discussies over een correcte levenswandel en niet de verhouding met de Romeinse bezetter is cruciaal, maar het liefhebben van die Ene met heel je vermogen en daarmee het liefhebben van wat je naast is. Dat liefhebben brengt je in de nabijheid van het koninkrijk van God: zijn werkelijkheid en zijn heerschappij.
Theo van Wiligenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl