25:15 | Pal zijn mijn ogen op de Ene,- |
Bijbeltekst van de Week – Psalm 25,15 Oculi
De derde zondag van de veertigdagentijd heet traditioneel ‘oculi’, ‘ogen’. Deze benaming is afkomstig uit het aloude introïtusgezang van deze zondag: Psalm 25,15. Oculi mei semper ad Dominum, zo luidt de Latijnse vertaling. Oussoren vertaalt: ‘Pal zijn mijn ogen op de Ene,- voortdurend, want hij leidt mijn voeten uit de valstrik.’
Dat is een concordante vertaling, op het woord ‘pal’ na. Dat is toegevoegd om van de Nederlandse vertaling een acrostichon te maken, net als het Hebreeuws. Vers 1 begint met een alef, twee met een bet, enzovoorts. Ik ken geen andere vertaling die dit in het Nederlands overbrengt. Maar ’t is wel zo handig voor wie de tekst wil memoriseren!
Hoe dan ook, in vers 15 horen we over ogen en voeten. Lijfelijker en concreter kan haast niet. Je ziet het voor je: verwachtingsvolle ogen. Honden kunnen zo kijken, maar mensen ook. Misschien niet in een schlechthinniges Abhängigkeitsgefühl maar wel vol verwachting. En dan de voeten in het net. Ik denk daarbij aan de merel die ik ooit uit een net bevrijdde. Niet dat hij mij bejegende als bevrijder, maar dat terzijde.
Wat ik nu zo vreemd vind, is het volgende. Je zou verwachten dat een bijbel in alledaagse taal deze gewone woorden zou handhaven in al hun lijfelijke directheid. Zo spreekt toch de hypothetische gewone man? Voorstel: ‘Ik hou me oge op God. Hij haalt me pote uit het net’. Zoiets. Prachtig, dat ‘oge’ en ‘pote’. Even begrijpelijk als concordant. Maar nee hoor: de Bijbel in Gewone Taal (ik maak bijna de typefout: Gewonde Taal) vertaalt: ‘Heer, ik denk steeds aan u, want u redt mij van mijn vijanden’. Had de Groot Nieuws Bijbel (1996) nog iets met ‘uitzien’, hier is elke verwijzing naar de oculi verdwenen.
En vervangen door een abstractum. Verwachtingsvolle ogen, pal op God gericht, zijn gedachten geworden. Cogito ergo sum. Wat een weldadige correctie op het Hebreeuwse origineel. Inderdaad, hoe kon ik het vergeten. Denken is wat ons tot mensen maakt. In onderscheid met honden en merels. En mentaal gestoorden en dementen. Het hoogste dat we kunnen doen, is aan God denken. Zo is bovendien handig het misverstand voorkomen, dat God zichtbaar zou zijn. Anders heeft het toch geen zin om je oog op hem te richten? Nou dan.
Het valt me vaker op: vertalingen die mikken op begrijpelijkheid, hebben de gewoonte om concrete woorden vervangen door abstracta. Waarom? Omdat de gewone man het anders niet begrijpt? Welnee, omdat de bleke, volksverachtende intellectuelen die namens hem pretenderen te vertalen, de incarnatie loochenen en verslaafd zijn aan abstractie. Ik neem de gewone man niets kwalijk, maar deze schrale breinen des te meer. ’t Zijn van die gekken waar Chesterton over schrijft: Ze hebben alles verloren, behalve hun verstand. In een variatie op de leus van de Februaristaking 1941 zeg ik: ‘Se moete met hun rotpote van die rotpsalme afblijfe’. Vergeef me mijn felheid. Ik ben in werkelijkheid een irenisch mens, maar schelden is soms zo leuk.
Wouter van Voorst