19:28


Terwijl hij deze dingen zei

is hij vooraan verdergetrokken,
opklimmend naar Jeruzalem.

19:29


Het geschiedt

zodra hij Betfage en Betanië nadert,
tegen de berg aan met de roepnaam
‘van Olijven’,
dat hij twee van de leerlingen uitzendt
en zegt:

19:30


gaan jullie naar het dorp hiertegenover:

als ge er binnentrekt zult ge vinden:
een veulen, vastgebonden,
waarop nog niemand van de mensen
ooit heeft gezeten;
maakt het los en voert het hierheen;

19:31


en als iemand u vraagt:

waarom maakt ge dat los?-
zult ge zó zeggen:
‘omdat de heer het nodig heeft’!

19:32


Maar de uitgezondenen gaan weg

en vinden het zoals hij hun heeft gezegd;

19:33


maar als zij het veulen losmaken

zeggen zijn heren tot hen:
waarom maakt ge het veulen los?

19:34


Maar zij zeggen:

omdat de heer het nodig heeft!

19:35


Ze voeren het naar Jezus,

gooien hun kleren over het veulen
en laten Jezus erop klimmen.

19:36


Maar toen hij verder trok

hebben zij op de weg hun kleren uitgespreid.

19:37


Maar als hij uiteindelijk

de afdaling van de Olijfberg nadert
beginnen ze, heel de menigte der leerlingen,
vol vreugde God te loven met grote stem,
om alle krachten die zij hebben gezien,-

19:38


zeggend: gezegend hij die komt,-

de koning!- in de naam van de Heer!-

(Ps. 118,26)

in de hemel vrede, en glorie in den hoge!

19:39


Enkelen van de Farizeeërs uit de schare

zeggen tot hem:
leermeester, bestraf je leerlingen!

19:40


Ten antwoord zegt hij:

ik zeg u, als zíj zich stilhouden
zullen de stenen schreeuwen!

19:41


Zodra hij nadert en de stad aanziet

weeklaagt hij over haar

19:42


en zegt:

áls je maar herkent op deze dag,
ja jíj!, wat tot vrede is!-
nú wordt dat nog verborgen voor je ogen:

19:43


dat er dagen zullen komen over je

waarop je vijanden
een wal voor je zullen opwerpen
en je zullen omsingelen en insluiten
van alle kanten:

19:44


ze zullen jou en

‘je kinderen in jou verpletteren’ (Ps. 137,9)
en in jou geen steen op een steen laten,
daarvoor dat je niet herkent
het moment dat je wordt bezocht!

19:45


Als hij binnenkomt in het heiligdom

begint hij met de verkopers uit te drijven,

19:46


zeggend tot hen: er is geschreven

‘mijn huis zal zijn
een huis van aanbidding!’ (Jes. 56,7),
maar wat jullie ervan maken
is ‘een hol van rovers’ (Jer. 7,11).

19:47


Dagelijks heeft hij in het heiligdom onderricht;

de heiligdomsoversten en de schriftgeleerden
hebben ernaar gezocht hem om te brengen,
zo ook de voornaamsten van de gemeenschap,

19:48


en ze hebben niet iets gevonden dat

ze konden doen,
want heel de gemeenschap
heeft hem aangehangen en naar hem gehoord.

Lucas 19, 28-48 ‘Maar’

Lucas’ Jezus-verhaal nadert zijn climax en dat is te horen in de tekst die steeds gejaagder lijkt te worden. De Naardense Bijbel vertaalt het nietige Griekse woordje de zoveel mogelijk met ‘maar’, waar andere vertalingen het weglaten of vertalen met ‘en’ of ‘welnu’ (maar ‘en’ is kai in het Grieks). Opvallend is dat de verzen 32-37 op één na allemaal beginnen met dat wat vreemde ‘maar’. Er wordt geen tegenstelling mee uitgedrukt, maar vaart: zó hebben de leerlingen een veulen losgemaakt, dat veulen bij Jezus gebracht, hem er op laten klimmen, hebben ze hun kleren op de weg uitgespreid en naderen ze de “afdaling van de Olijfberg”. En dan komt het: “heel de menigte der leerlingen” looft God met de woorden “gezegend hij die komt,– de koning! – in de naam van de Heer!” (vers 38). Dáár gaat het op aan: in Jezus, de Messias, Israëls nieuwe koning, wordt God toegejuicht, de Ene die volgens de woorden van de profeet Zacharja zal optrekken tegen de volkeren die Jeruzalem verwoesten. “Staan zullen zijn voeten te dien dage op de Olijfberg…” (Zach. 14, 4) Die bevrijding is er echter niet één van geweld tegen geweld, maar van ootmoedigheid en geweldloosheid: “Jubel luide, dochter Sion, schal het uit, dochter Jeruzalem: zie, je koning komt naar je toe, een rechtvaardige, een redder is hij,– een ootmoedige rijdend op een ezel, op een veulen, het jong van een ezel.” (Zach 9,9)

Och, mocht Jeruzalem maar herkennen “wat tot vrede is” zegt vers 42, waarin Jezus de heiligdomsstad beklaagt. Vrede wordt niet gewelddadig bereikt. Bevrijding gaat hier aan de vernietiging vooraf. Het moet dus wel een ander soort bevrijding zijn. Net zoals overvloed niet georganiseerd wordt door van de tempel een marktplaats te maken. Die overvloed is er al zegt vers 29″ in Betfage (‘huis van vijgen’) en Betanië (‘huis van dadels’).

Volgens de grote doopsgezinde theoloog Howard Yoder, had Jezus met zijn enorme schare aanhangers (vers 48) waarschijnlijk de macht kunnen overnemen in Jeruzalem. Maar hij weerstaat die verleiding (zie ook Lucas 4, 5-8). Zijn koningschap is die van het diepe lijden. Zijn glorie is die van de totale verwerping. Een verachtelijk kruisdood: daarin schuilt zijn verhoging. (Zie John Howard Yoder, De Politiek van het Kruis (Baarn: Ten Have, 1973)).

Theo van Willigenburg    vanwilligenburg@kantacademy.nl