14:22 |
|
14:23 |
|
14:24 |
|
14:25 |
|
14:26 |
|
14:27 |
|
14:28 |
|
14:29 |
|
Johannes 14, 22-29 Blijven
Het Oecumenisch leesrooster geeft aan vanaf vers 23, maar het gedeelte wint aan betekenis wanneer we beginnen in vers 22 waar (de andere) Judas aan Jezus de vraag stelt wat er geschied is “dat u uzelf aan ons gaat openbaren en aan de wereld niet”. Jezus antwoordt dat hij en de Vader zullen verblijven bij hen die hem liefhebben doordat ze zijn woord bewaren. Dat woord (logos), die zaak (dabar) van Jezus en de Vader draait om liefde en vooral om vrede (eirènè), maar dan wel een vrede “niet zoals de wereld die geeft”. Als de grote Karl Barth sprak over God als de Gans Andere, dan bedoelde hij niet dat God ver van deze wereld verwijderd is, – volkomen verheven boven zijn schepping. Barth bedoelde dat God alleen op onverwachte plekken gevonden wordt, plekken waar wij meestal niet kijken.
“Waar houdt u verblijf?” vragen de twee leerlingen van Johannes de Doper als ze Jezus gaan volgen (Joh. 1, 38). Ze vragen niet naar zijn logeeradres (zoals de NBV ons wil doen geloven), maar stellen de vraag die heel het Johannesevangelie doorademt: waar is Jezus? Waar komt hij vandaan? Waar gaat hij naartoe? Waar is God? Het werkwoord menoo (blijven, verblijven) komt in het Johannesevangelie precies 36 keer voor (12 keer 3). Het gaat soms over concreet verblijf houden in een huis, maar meestal over het verblijven van Jezus bij de Vader en vanaf hoofdstuk 14 en 15 vooral over de leerlingen die “één blijven” met Jezus en met zijn liefde. Vormen van menoo komen in hoofdstuk 14 vijfmaal en in hoofdstuk 15 maar liefst zestienmaal voor. God is dáár waar we meestal niet kijken. Wie zou kunnen verzinnen dat een veroordeelde en gekruisigde misdadiger de mens is waarin God zich toont? Wie zou glorie zoeken in een schijnbaar volstrekt mislukte messiaanse missie? Wie zou geloven dat de verheffing aan het kruis het begin is van Jezus’ reis naar de Vader? (vers 28) Dat kan aan de wereld niet geopenbaard worden, dat wordt alleen ontsloten voor wie zijn zaak liefhebben.
Paraklètos (parakleet) is in de Naardense Bijbel vertaald met ‘troosttoeroeper’ (vers 26). Para-kaleoo betekent ‘erbij roepen’ (ter hulp en vertroosting), daarom ook: ‘troosten’. Pieter Oussoren wil graag dat het werkwoord kaleoo (roepen) hoorbaar blijft, daarom ‘troosttoeroeper’. De heilige Geest onderricht niet alleen door ons Jezus’ woorden indachtig te maken, hij bemoedigt ook en troost. Want ‘in de wereld zijn’ zonder ‘van de wereld te zijn’ betekent voor Jezusvolgers een principeel marginale maatschappelijke positie, met alle nadelen en zelfs vervolgingen van zien.
Theo van Willigenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl