7:36


Maar een van de Farizeeërs heeft hem gevraagd

om bij hem te eten;
hij komt binnen in het huis van de Farizeeër
en gaat aanliggen.

7:37


Ziedaar een vrouw

die in de stad een zondares is;
als haar ter kennis komt
dat hij neerligt in het huis van de Farizeeër,
brengt ze een albasten flesje mirre mee,

7:38


komt wenend achter hem

-bij zijn voeten- staan
en begint met de tranen
zijn voeten nat te maken;
zij heeft ze
met de haren van haar hoofd afgewist,
zij heeft zijn voeten gekust
en ze gezalfd met de mirre.

7:39


Maar als de Farizeeër die hem geroepen heeft

dat ziet, zegt hij bij zichzelf,- hij zegt:
als hij een profeet geweest was
had hij herkend
wie en wat voor iemand die vrouw is
die hem vastgrijpt: dat ze een zondares is!

7:40


Ten antwoord zegt Jezus tot hem:

Simon, ik heb je iets te zeggen!
‘Leermeester, zeg het!’ brengt hij uit.

7:41


Twéé schuldenaars had een zeker geldschieter;

de ene was hem vijfhonderd dinar schuldig,
de andere vijftig;

7:42


als ze niets hebben om terug te geven

begenadigt hij beiden;
dus wie van hen
zal hem het méést liefhebben?

7:43


Ten antwoord zegt Simon:

ik neem aan:
diegene die hij het meest begenadigt!
Hij zegt tot hem: je hebt juist geoordeeld!

7:44


Hij keert zich om naar de vrouw

en brengt tot Simon uit:
je kijkt deze vrouw aan?-
ik kwam binnen in je huis,-
water-over-voeten heb je mij niet gegeven;
maar zij maakt
met haar tranen mijn voeten nat
en wist ze met haar haren af;

7:45


een kus geef je mij niet;

maar zij is, vanaf dat ik binnenkom,
niet opgehouden mijn voeten te kussen;

7:46


jij zalft mijn hoofd niet met olie;

maar zij zalft mijn voeten met mirre!-

7:47


om die genade, zeg ik je,

mogen haar zonden, die vele, vergeven zijn,-
omdat zij véél liefde betoont!-
maar aan wie weinig wordt vergeven,
die betoont weinig liefde!

7:48


Maar tot haar zegt hij:

mogen jouw zonden vergeven zijn!

7:49


Die mee-aanliggen

beginnen bij zichzelf te zeggen:
wie is hij, dat hij ook zonden vergeeft?

7:50


Maar tot de vrouwe zegt hij:

je geloof heeft je gered,
‘ga heen tot vrede!’ (1 Sam. 1,17)

Lucas 7, 36 – 8, 3 Genade

Gelukkig heeft het Oecumenisch Dienstrooster de lezing doen uitstrekken tot aan Lucas 8, 3. Want vrouwen zijn het die in dit gedeelte centraal staan. Allereerst de ‘zondares’ en haar albasten kruikje vol mirre die Jezus de voeten wast met haar tranen. Maar ook Maria die Magdalena genoemd wordt (‘die uit Magdala’), Johanna de vrouw van Chusa de landvoogd of opzichter (epitropos) van Herodes. En tenslotte Suzanna en “vele anderen” die Jezus van dienst (‘tot diakenen’) zijn geweest.

De NBV vertaalt in de parabel van de schuldenaars (Lucas 7, 41-43) die door hun schuldeiser wordt begenadigd, (echarisato, van charizomai, vers 42) dat hun schulden worden ‘kwijtgescholden’. Jammer, want zo verdwijnt de woordstam ‘genade’ (charin) die in dit gedeelte driemaal voorkomt: ook in vers 43 (echarisato) en in vers 47 (charin). DE NBV laat die genade in vers 47 zelfs helemaal weg” In plaats van “Om die genade (die de vrouw heeft bewezen) zegt ik je……” wordt vertaald: “Daarom zeg ik je…….’. Wat een misser.

Het Griekse charizomai kun je overigens wel vertalen met ‘kwijtschelden’, ‘vergeven’, maar dan vergeet je direct dat de Septuaginta (de Griekse vertaling van de Hebreeuwse Bijbel) het woordje charis gebruikt als vertaling van het Hebreeuws chan of chen: genade. Zo voor het eerst in Genesis 6,8: “Maar Noach –spijt– heeft genade gevonden in de ogen van de Ene.

Pieter Oussoren kiest komende zondag in zijn dienst in de Lutherse Kerk van Apeldoorn (12.00 Orgelmuziekdienst) als slotlied voor de roerende tekst van Maria de Groot uit Eva’s Lied I (8): ‘Lied van de vrouw die Jezus voeten zalfde’, maar dan op de melodie van Gezang 665 (‘Nun jauchzt dem Herren, alle Welt’).

Zij heeft geweten wie zij was;

een vaas doorschijnend als albast,

verlangen wellend tot de rand.

een mirremaat, een liefdepand

 

Zij heeft geweten wat zij kocht

voor hem die zij vertwijfeld zocht,

zij beeldde in haar gave uit

hoe zuiver liefde zich ontsluit.

 

Zij heeft geweten wie hij was,

de meester Gods, de avondgast,

de mens die aan de maaltijd spreekt

over de liefde die ontbreekt.

 

Zij wisten beide, man en vrouw

hoe diep de schuld en het berouw

en hoe vergeving ons bevrijdt

als bronnen in de regentijd.

 

Wie zijn wij voor zijn aangezicht

wanneer door hem wordt aangericht

Gods maaltijd en wij zijn te gast

bij wijn in kruiken van albest.

 

Theo van Willigenburg   – vanwilligenburg@kantacademy.nl