8:26


Ze zakken af naar

de landstreek van de Gerasenen,-
die tegenover Galilea ligt.

8:27


Maar als hij uittrekt het land op,

treedt zomaar een man
hem tegemoet, uit de stad;
hij heeft demonieën in zich:
sinds geruime tijd
trekt hij geen kleding meer aan
en verblijft hij niet in een huis
nee, in de rotsgraven.

8:28


Maar als hij Jezus ziet

valt hij opschreeuwend voor hem neer
en met grote stem zegt hij:
wat is er tussen mij en jou,
Jezus, zoon van God de Allerhoogste?-
ik smeek je: pijnig me niet!

8:29


Want hij heeft aan de onreine geest

afgekondigd dat hij moet
uittrekken uit deze mens;
want tijden lang heeft hij hem aangegrepen,
en moest hij, ter bewaking,
met kettingen en voetboeien
vastgebonden worden;
maar dan verbrak hij de banden
en werd hij door de demonie
de woestijnen ingedreven.

8:30


Maar Jezus vraagt hem: wat is je naam?

Hij zegt: Legioen!-
omdat de demonieën met vele
in hem zijn binnengekomen.

8:31


Ze hebben hem aangeroepen

dat hij hun niet zou opdragen
de afgrond in te gaan.

8:32


Maar er is daar een kudde van

heel wat zwijnen geweest
die geweid werd in het bergland;
ze roepen hem aan dat hij hun zal toestaan
hén binnen te komen,
en hij staat hun dat toe;

8:33


maar wegkomend uit die mens

komen de demonieën bij de zwijnen binnen;
de kudde beweegt zich van de helling af
het meer in en verdrinkt.

8:34


Maar als zij die hen weiden

zien wat is geschied,
vluchten ze en verkondigen het
aan de stad en aan de velden.

8:35


Maar zij komen naar buiten

om te zien wat is geschied;
ze komen aan bij Jezus
en vinden de mens,
uit wie de demonieën zijn gekomen,
gekleed en bij zijn verstand
zittend aan de voeten van Jezus;
zij worden bevreesd.

8:36


Maar zij die alles hebben gezien

verkondigen aan hen
hoe hij die door demonieën werd beheerst
is gered.

8:37


Heel de menigte

uit de landstreek van de Gerasenen
vraagt hem om bij hen weg te gaan,
omdat zij omvat zijn door grote vreze;
en hij stapt in de boot en keert terug.

8:38


Maar de man

uit wie de demonieën zijn gekomen
heeft hem gesmeekt
met hem samen te mogen zijn;
maar hij laat hem los, zeggend:

8:39


keer terug naar je huis

en verhaal al wat God je heeft gedaan!
Hij gaat weg,
heel de stad door predikend
al wat Jezus aan hem heeft gedaan.

Lucas 8,26-39 De stad

In Lucas 8,26-39 valt me altijd de rol van de stad weer op. Aan het begin staat dat de bezetene “uit de stad” Jezus tegemoetkwam (27). Als hij genezen is, snellen de zwijnenherders weg “en verkondigen het aan de stad en aan de velden.” (34) Tenslotte wordt de genezen man als evangelist terug naar huis gestuurd. “Hij gaat weg, heel de stad door predikend.” (39)

De man komt uit de stad. Droogjes merken de kanttekeningen bij NBG 1951 op: “Plaats van zijn afkomst, niet van zijn tegenwoordig verblijf.” Onder bijbeluitleggers bestaat trouwens de grootste verwarring over welke stad het gaat. Ook de naam van de streek is omstreden. Gergasenen, Gerasenen, Gardarenen? De beste lezing schijnt Gerasenen te zijn (vs. 26). Maar Gerasa ligt 30 kilometer bij het Meer van Galilea vandaan! Lastig allemaal. De BGT en GNB laten het woord “stad” maar helemaal verdwijnen.

Toch weet Lukas wat hij doet. Hij laat zien dat de man, behept met zijn vele demonieën, niet op zich staat. Hij is het uitbehandelde geval van een samenleving. Alle hulpverlening ten spijt breekt hij telkens uit. Uiteindelijk past zo’n man niet in de maatschappij. Helaas, hij moet zelfs in isolatie. Zo vormt hij de sensationele uitzondering die onze maatschappelijke regel bevestigt. Wij zijn normaal, deze man is gek, gestoord, bezeten, psychopaat etc.

Maar gaandeweg het verhaal komen de dingen anders te liggen. Als de stedelingen, gealarmeerd door de zwijnenherders, komen kijken naar wat er gebeurd is, zien ze daar een man, “gekleed en bij zijn verstand, zittend aan de voeten van Jezus.” (35) Godlof, zou je denken. Nu kan die man weer met ons meedoen en meedraaien in de gewone samenleving. Maar dat valt tegen. De mensen worden bevreesd en verzoeken Jezus of hij weg wil gaan. Ze zijn als de dood voor Hem.

Wat is dat nu? Is een gezond mens aan de voeten van Jezus bedreigender dan een schuimbekkende, uitbehandelde bezetene? Misschien wel. Dit komt dichterbij. Het stelt acuut de vraag naar waar je zélf staat t.o.v. die vreemde Jezus. En of je “ego” niet veelmeer het gebied is waar allerlei aangewaaide geestelijke bacillen floreren dan je zelf wilt denken. Anders gezegd: of je geest niet veel meer “bezet terrein” is dan je als autonoom individu waar zou willen hebben. Die man was achteraf gezien een symptomatisch geval voor de stad. Hoeveel demonieën verschuilen zich in onze normaliteit?

De stad: het gebied waarin de demonieën latent blijven; waarin ze schuilgaan in het normale. Het gebied van de hypocrisie. En juist daarheen wordt de man gestuurd als missionaris (39). Ongelofelijk barmhartig van Jezus.

Wouter van Voorst