9:51 |
|
9:52 |
|
9:53 |
|
9:54 |
|
9:55 |
|
9:56 |
|
9:57 |
|
9:58 |
|
9:59 |
|
9:60 |
|
9:61 |
|
9:62 |
|
Lucas 9, 51 -62 Aanschijn
In Lucas 9,51 begint deel twee van het Lucasevangelie, waarin Jezus via allerlei omzwervingen op Jeruzalem aantrekt, alwaar hij zijn Passie en Pasen zal vinden. Vers 51 vat alles wat komen gaat zó samen: vervuld gaan worden de dagen van zijn “opneming” (kruisverheffing / opstanding / hemelvaart) – Jezus richt zijn “aangezicht” strak op Jeruzalem.
De NBV-vertaling wil het uitleggen: Jezus ging “vastberaden” op weg naar Jeruzalem. Maar daarmee verdwijnt dat belangrijke woord aangezicht uit beeld. Het woord komt in Lucas 33 keer voor en in dit gedeelte precies 3 keer. Even verder in vers 51 waar Jezus “voor zijn aanschijn” aankondigers uitzendt en in vers 53 waar de Samaritanen de aankondigers niet verwelkomen omdat het Jezus’ “aanschijn is geweest: trekkend naar Jeruzalem.” (NBV: “omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was”)
Dat herhaalde “aanschijn” (prosoopon) is veelbetekenend, omdat het onmiddellijk doet denken aan die eerdere centrale scene in hoofdstuk 9: de verheerlijking van Jezus op de berg. In vers 29 lezen we: “En het geschiedt terwijl hij bid dat het aanzien (to eidos) van zijn aanschijn (tou prosoopou) anders wordt en zijn kleding stralend wit.” De verheerlijking van Jezus is zijn verheffing aan het kruis. Het lijkt of met de scene op de berg dit besef bezit van Jezus heeft genomen. Met zijn veranderde aangezicht richt hij zich nu strak (esterizen – van sterizo – vastzetten) op Jeruzalem. Zijn veranderde blik is de blik op zijn komende lijden. Zijn aanschijn is: trekkend naar Jeruzalem en voor dát aanschijn zendt hij zijn aankondigers uit.
Theo van Willigenburg vanwilligenburg@kantacademy.nl