1:1


Paulus, door Gods wil geroepen

afgezant van Christus Jezus,
en Sostenes, de broeder,

1:2


aan de vergadering van God

die is in Korinte,
geheiligden in Christus Jezus,
geroepen heiligen, samen met
allen die de naam aanroepen van
onze Heer, Jezus Christus,
in elk oord, van hen en van ons:

1:3


genade met u en vrede, van

God, onze Vader, en van
de Heer, Jezus Christus!

1:4


Ik dank God te allen tijde voor u

om de genade van God
die u is gegeven in Christus Jezus,

1:5


omdat ge in alles rijk geworden zijt

in hem,
in alle woord en alle kennis;

1:6


want het getuigenis van de Gezalfde

heeft in u vaste voet gevonden,

1:7


zodat ge met geen enkele genadegave

achterblijft,
gij die de openbaring verwacht
van onze Heer Jezus Christus.

1:8


Hij zal u ook vast doen staan

ten einde toe,-
onstraffelijk
op de dag van onze Heer Jezus Christus.

1:9


Getrouw is God

door wie gij zijt geroepen
tot gemeenschap met zijn Zoon,
Jezus Christus, onze Heer.

1 Korintiërs 1, 1-9

Bijbeltekst van de Week – 1 Korintiërs 1, 1(3)-9

 

In het nieuwe kerkelijk jaar volgen we het evangelie van Marcus. Voor komende zondag 30 november staat Marcus 13 centraal. Daarbij is als brieflezing gekozen 1 Korintiërs 1, 1-9. Die keuze heeft niet de bedoeling ons meer vertrouwd te maken met de net gestichte messiaanse gemeente van Korinte. De keuze is gemaakt omdat 30 november 2014 de eerste zondag in de Advent is: dát gegeven betekent dat ook de brieflezing ‘een adventslezing’ moet zijn. En nu die lezing eenmaal hier geplaatst is begint hij ook onmiddellijk advent te definiëren, beter gezegd de adventsvierders: ‘gij die de openbaring verwacht / van onze Heer Jezus Christus’ (vers 7).

‘Openbaring’ wil het Griekse apokalypsis weergeven; de NBV vertaalt hier ‘komst’, de BGT ‘terugkeer uit de hemel’. Het Boek heeft ‘terugkomst’ en de Basis Bibel ‘das Erscheinen’. Je zou het bijna onvertaald laten – apocalyps–, zeker als we Marcus 13 graag ‘apocalyptisch’ noemen. Eventueel zouden we het kunnen weergeven in de richting van ‘verschijning in glorie’ of ‘uiteindelijke komst’. In elk geval wil deze lezing op Eerste Advent niet vertellen dat het Kerstfeest nadert maar dat wij van Christus een wederkomst verwachten, – althans geacht worden te verwachten, zeker als wij zangers zijn van ‘Nog eens zal Hij verschijnen’ (Gezang 1: 7 in de Hervormde Bundel van 1938).

Er is geen ontkomen aan: voor de Korintiërs was het de verwachte ‘tweede komst’ van Jezus waarnaar ze met vreugde uitzagen en waarin ze met vreugde ‘vaststonden’, als ik vers 8 zo mag verstaan. Voor ons is de apokalyps een akelig gebeuren waarvan je hoopt dat het nog lang wegblijft. Zou het ooit mogelijk zijn dat wij elkaar weten te herstellen in de vrolijke verwachting van een genadig oordelend ‘komen-opnieuw’ van de zoon van Jozef en Maria als Zoon van God?

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant