7:4 | Drie rijen ramen,- uitkijk tegenover uitkijk, drie malen.
|
7:5 | Alle ingangen en uitkijkgaten zijn vierkant van raam,- uitkijk tegenover uitkijk, drie malen.
|
7:6 | De zuilenvoorhal heeft hij gemaakt: vijftig el lang en dertig el breed,- met een voorhal tegen hun aanschijn aan, met zuilen en een huif tegen hun aanschijn aan;
|
7:7 | en een voorhal voor de troon daar waar hij rechtspreekt, een voorhal voor de rechtspraak heeft hij gemaakt, afgedekt met cederhout, van vloer tot vloer.
|
7:8 | Zijn huis waarin hij zetelt is aan de andere voorhof, inhuizig ten opzichte van de voorhal, en is van deze makelij geweest; als deze voorhal maakt hij ook een huis voor Farao’s dochter, die Salomo heeft meegenomen.
|
7:9 | Dit alles van kostbare stenen in het formaat van houwsteen, van binnen en van buiten met de zaag bezaagd,- van de fundering tot aan de kraagstenen en van de straat tot aan de grote voorhof.
|
7:10 | Het is gegrondvest op kostbare stenen, grote stenen,- stenen van tien ellen en stenen van acht ellen.
|
7:11 | Daar bovenop kostbare stenen in de maten van houwsteen en cederhout.
|
7:12 | De grote voorhof is rondom van drie rijen houwsteen en een rij kapbalken van ceders,- zo met de inpandige voorhof van het huis van de Ene en de voorhal van het huis. •
|
7:13 | Koning Salomo zendt bericht en laat uit Tsor Chiram halen;
|
7:14 | zoon van een weduwvrouw is hij uit de stam Naftali, en zijn vader was een man uit Tsor, een koperbewerker, vervuld van wijsheid, verstand en kennis om allerlei werk uit te voeren in koper; hij komt bij koning Salomo aan en voert al diens werk uit.
|
7:15 | Hij formeert de twee koperen zuilen,- achttien el hoog rijst de ene zuil op en een draad van twaalf el omspant die, en ook de tweede zuil.
|
7:16 | Twee kapitelen heeft hij gemaakt om die plek te geven op de koppen van de zuilen, gietwerk van koper; vijf ellen hoog rijst het ene kapiteel op en vijf ellen hoog rijst het tweede kapiteel op.
|
2 Samuël 7, 4-16
Bijbeltekst van de week – 2 Samuël 7, 4-16
De Hebreeuwse ziel wordt geïntrigeerd door het verband tussen bana, bouwen, en baniem oebanot, zonen en dochters. Er is maar één schrede tussen de boniem, de bouwlieden in Psalm 127,1 en de banim, de zonen in vers 3 van dezelfde psalm. In de vertaling van Psalm 127 is dat gehonoreerd door i.p.v. ‘zonen’ te vertalen ‘een bouwwerk van zonen.’
In de vertaling van 2 Samuël 7, 4-16 (lees liever 7, 1-17) is helaas geen recht gedaan aan het spel met de woorden bana, bouwen, bajit, huis, en ben/baniem, zoon/zonen/kinderen. Het is ook niet eenvoudig: steeds vertalen met ‘bouwwerk’ in plaats van ‘huis en ‘het bouwwerk van een zoon’ of ‘een bouwwerk van zonen’, – kan dat wel? Maar áls je dat doet wordt wel duidelijker dat hier vijftienmaal dezelfde woordstam wordt gebruikt om te zeggen dat in Gods dromen een bouwwerk van David voor God niet het eerste is. De Ene belooft een bouwwerk aan David: ‘de opbouw van een zoon’ (slot vers 11), en die opgebouwde zoon mag dan later werken aan een bouwwerk voor God (vers 13), dat –gelet op het woordspel– eerder bedoeld is als een ‘huis van zonen en dochters’ dan als ‘een gebouw van hout en steen’.
Voor liefhebbers: is 15 keer hier 5 + 5 + 5 of is het 7 + 1 + 7?
Pieter Oussoren
http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant