63:7


De vriendschapsdaden van de Ene

maak ik indachtig,-
   de lovenswaardigheid van de Ene;

om al wat volbracht heeft de Ene;
de overvloed van goedheid
   aan het huis Israël

die hij volvoerd heeft
   naar zijn ontferming
   en naar de overvloed van zijn vriendschap.

63:8


Hij zei: ach, mijn gemeente zijn zij,

eigen zonen-en-dochters
   die er niet om liegen!-

en werd hun redder.

63:9


In al hun benauwing
   was het hém benauwd:

de engel van zijn aanschijn heeft hen gered,
door zijn liefde en zijn mededogen
heeft hij hen verlost;
hij heeft hen opgetild en gedragen
   alle dagen van eeuwig.

Een benauwde God?

Het zijn aangrijpende woorden die vanuit Jesaja klinken. ‘In al hun nood was ook hijzelf in nood’ (63,9). Of, in de Naardense Bijbel: ‘In al hun benauwing was het hém benauwd.’ Het is alsof we hier in het Nieuwe Testament beland zijn. God-de-Zoon lijdt inderdaad. Aan het kruis, maar ook in de lotgevallen van de zijnen. Wat de ‘minste broeders’ overkomt, overkomt hem. Als Saul achter de christenen aanjaagt, zegt hij: ‘Waarom vervolgt gij mij?’ Kortom, een opmerkelijk nieuwtestamentisch aandoende tekst.

Maar dan is er de Septuagint, die alleroudste vertaling aller vertalingen. De Septuagint voegt deze woorden bij het slot van het voorgaande. Aldus komt de volgende zin tevoorschijn. ‘Hij werd hun tot bevrijder uit alle benauwdheid. Niet een bode, noch een engel, maar redde de Heer hen door zijn liefde en zijn verschoning.’

Ik weet niet in hoeverre mijn Hebreeuwse bijbel overeenkomt met wat de vroede voorchristelijke vertalers voor zich hadden. Het Hebreeuws dat er nu ligt, heeft in elk geval een paar oneffenheden en dubbelzinnigheden. De voornaamste is deze: het woordje ‘hem’ (lo) staat er niet. Er staat: ‘niet’ (lo`). Het klinkt hetzelfde maar je schrijft het anders. Dat serieus nemend, komt Martin Buber tot de vertaling: ‘In all ihrer Drangsal / wars nicht ein Herold und Bote…’ (Het woordje ‘Herold’ lijkt in het Hebreeuws als twee druppels water op ‘benauwd’.) In elk geval: hier net zomin een benauwde God als in de Septuagint.

Twee vertalingen met elk een heel andere teneur, lijkt het. Maar voor de christelijke gemeente is er geen enkel probleem. De God-in-benauwdheid is Jezus Christus, ‘één van wezen met de Vader, en door wie alle dingen zijn geworden’ (Nicea). Hier zijn prachtige dingen te zeggen, zeker met de storm op het meer als Evangelielezing.

Maar de vertaling van de Septuagint is zeker niet minder proto-christelijk! Want hier benadrukt Jesaja Gods persoonlijke betrokkenheid bij de verlossing. Geen hoge aartsengel, geen allervoorbeeldigste rabbi, geen übereminent schepsel, maar God zélf redt ons. Daarvoor is nodig dat hij afdaalt, om te beginnen. Zoiets lees je vaker in de Hebreeuwse bijbel. De climax van al die afdalingen is de incarnatie. Dan wordt het ten volle waar: ‘niet een engel, maar zélf redde de Heer hen’. Pak aan, Arius en consorten! En tot ziens in Chalcedon!

Wouter van Voorst