12:12


Als de morgen daarop

de talrijke schare
die is gekomen voor het feest,-
als ze horen ‘Jezus komt naar Jeruzalem’,

12:13


nemen ze de takken van de palmen

en komen naar buiten, hem tegemoet;
ze hebben geschreeuwd:
hosanna!-
gezegend hij die komt in naam van de Heer!-
de koning van Israël! (Ps. 118,26 en Ps. 89,19)

12:14


Maar Jezus vindt een ezeltje

en gaat daarop zitten,
zoals is geschreven:

12:15


Vrees niet, dochter Sions (Jes. 40,9),

zie, je koning komt,
gezeten op het veulen van een ezel (Zach. 9,9)!

12:16


Dit herkennen zijn leerlingen eerst niet,

echter, wanneer Jezus wordt verheerlijkt,
dan worden zij indachtig
dat deze dingen over hem zijn geschreven
en dat ze deze dingen
aan hem hebben gedaan.

12:17


De schare dan, die bij hem was

toen hij Lazarus uit de gedenkplaats riep
en opwekte uit de doden,
is gaan getuigen;

12:18


daarom gaat de schare hem ook tegemoet,

omdat ze horen
dat hij dit teken heeft gedaan.

12:19


Dan zeggen de Farizeeërs tot elkaar:

ge aanschouwt dat ge niets bereikt;
zie, de hele wereld gaat weg hem achterna!

12:20


Maar enkelen van hen die opklimmen

om te aanbidden op het feest
zijn Hellenen geweest;

12:21


die komen dan bij Filippus aan,

die van Betsaïda in Galilea,
en hebben hem de vraag gesteld en gezegd:
heer, wat wij willen is: Jezus zien!

12:22


Filippus komt en zegt het Andreas;

Andreas komt met Filippus mee
en zegt het Jezus.

12:23


Maar Jezus zegt in zijn antwoord tot hen:

gekomen is het uur
dat de mensenzoon verheerlijkt wordt

(Jes. 52,13);

12:24

amen, amen, ik zeg u:
als de graankorrel niet valt in de aarde
en sterft
dan blijft hij alléén;
maar als hij sterft
draagt hij overvloedig vrucht;

Johannes 12, 12-24 Palmzondag

De naam van deze laatste zondag voor Pasen is erg populair. Zelfs in a-liturgische kringen gebruikt men de naam. Zeker het allitererende Palmpasen beklijft goed in het volkse geheugen. Grappig genoeg komen de palmtakken alleen voor in Johannes 12,13. De parallelle passages in de synoptische evangeliën laten in het midden om welk soort loof het gaat. De goegemeente kan jarenlang Palmpasen vieren zonder het woord ‘palm’ in de Schriftlezing te horen verluiden. In de tridentijnse liturgie is dat ook het geval. Maar dat wordt goedgemaakt door het ‘verbum visibile’ (zichtbare woord) van de palmtakken die gewijd worden.

Het oude Latijns-Nederlandse missaal waar ik me soms van bedien, legt uit: ‘De gewijde palm is een sacramentale. Door de smeekbeden van de H. Kerk worden bijzondere geestelijke en tijdelijke voordelen aan de gelovigen verzekerd: beschutting tegen boze invloeden, voor allen die zich met geloof en vertrouwen van het geheiligde voorwerp bedienen. Blijven wij de oude gewoonte getrouw het palmtakje boven het kruisbeeld of het wijwatersvat te steken in onze huizen.’

Heerlijk vind ik dat soort bijgeloof. Ik zie in gedachten de beterweters al schuimbekken. Magie! Bijgeloof! Leidt af van de kern! Maar wat angst om teveel te geloven zit daar achter? G.K. Chesterton schrijft ergens over vrijzinnigheid. Hij merkt op: vrijzinnigheid is altijd vrijheid om dingen niet te geloven. Het is de vrijheid om niet te geloven dat de zee voor Israël opzij ging, de vrijheid om niet te geloven dat Jezus uit de doden opstond. ’t Is nooit de vrijheid om te geloven dat ook je tante uit de dood is opgestaan. Maar waarom zou je dat ook niet ‘vrijzinnigheid’ kunnen noemen? Hoeveel vrijheid zit er nu werkelijk in vrijzinnigheid? Steekt er vaak niet domweg een (vermeend) natuurwetenschappelijk dictaat achter, oftewel onvrijheid? Hoe dan ook, ik zou graag de vrijheid hebben om heilbrengende palmtakjes boven het kruisbeeld te steken.

Wouter van Voorst