12:19 | Dan zeggen de Farizeeërs tot elkaar: ge aanschouwt dat ge niets bereikt; zie, de hele wereld gaat weg hem achterna!
|
12:20 | Maar enkelen van hen die opklimmen om te aanbidden op het feest zijn Hellenen geweest;
|
12:21 | die komen dan bij Filippus aan, die van Betsaïda in Galilea, en hebben hem de vraag gesteld en gezegd: heer, wat wij willen is: Jezus zien!
|
12:22 | Filippus komt en zegt het Andreas; Andreas komt met Filippus mee en zegt het Jezus.
|
12:23 | Maar Jezus zegt in zijn antwoord tot hen: gekomen is het uur dat de mensenzoon verheerlijkt wordt
(Jes. 52,13);
|
12:24 |
amen, amen, ik zeg u: als de graankorrel niet valt in de aarde en sterft dan blijft hij alléén; maar als hij sterft draagt hij overvloedig vrucht; |
12:25 | wie zijn lijf-en-ziel liefheeft zal haar verliezen, en wie in deze wereld zijn lijf-en-ziel ‘haat’ zal haar bewaren voor eeuwig leven;
|
12:26 | als iemand mij dienstbaar wil zijn moet hij mij volgen, en waar ík ben daar zal ook mijn bediende zijn; als iemand mij bedient zal de Vader hem eer bewijzen;
|
12:27 | nu ‘is mijn ziel verbijsterd’ (Ps. 6,4); wat moet ik zeggen?- ‘Vader, red mij uit dit uur’ (Ps. 6,5 en 7,2)?- nee, daarom ben ik gekomen: voor dit uur!…
|
12:28 | ‘Vader, verheerlijk uw Naam!’ (Ps. 8,2-10) Dan komt er een stem uit de hemel: ‘ik heb hem verheerlijkt en zal hem wéér verheerlijken!’
(Ps. 7,6 en 8,6 en 1 Sam. 2,30)
|
12:29 | Toen heeft de schare die daar stond en het hoorde gezegd dat er een donderslag was geschied; anderen hebben gezegd: een engel heeft tot hem gesproken!
|
12:30 | Het antwoord van Jezus is dat hij zegt: niet om mij is deze stem geschied, nee, om u!-
|
12:31 | nú is er een oordeel over deze wereld; nú zal de overste van deze wereld naar buiten worden uitgeworpen!-
|
12:32 | en als ik van de aarde zal worden omhooggeheven (Joh. 3,14), zal ik allen tot mij trekken!
|
12:33 | Maar dit heeft hij gezegd om in tekentaal aan te duiden met wat voor dood hij zou gaan sterven.
|
12:34 | Dan antwoordt de schare hem: wíj horen uit de Wet dat de Gezalfde ‘blijft tot in de eeuwigheid’ (Ps. 89,37); hoe kunt ú dan zeggen dat de mensenzoon moet worden ‘omhooggeheven’: wie is deze mensenzoon?
|
12:35 | Dan zegt Jezus tot hen: nog een kleine tijdsspanne is het licht bij u; wandelt zolang ge het licht hebt, opdat duisternis u niet in bezit neemt; wie wandelt in het duister weet niet waar hij heen gaat;
|
12:36 | zolang ge het licht hebt: gelooft in het licht opdat ge zonen-en-dochters van het licht wordt! Als Jezus dat heeft uitgesproken gaat hij weg en verbergt hij zich voor hen.
|
12:37 | Maar hoewel hij zovele tekenen heeft gedaan voor hun aanschijn zijn ze niet in hem gaan geloven.
|
12:38 | Zo gaat in vervulling het woord van de profeet Jesaja waar hij zegt ‘Heer, wie hecht geloof aan wat hij van ons hoort?- de arm des Heren,- aan wie wordt hij onthuld?’ (Jes. 53,1).
|
12:39 | En daarom waren ze niet bij machte geweest om te geloven, omdat alweer Jesaja zegt:
|
12:40 | ‘verblind heeft hij hun ogen en verhard heeft hij hun hart, zodat ze met de ogen niet zien en met het hart niet verstaan en omkeren, en ik ze zou helen (Jes. 6,10).
|
12:41 | Deze dingen zegt Jesaja omdat hij zijn glorie heeft gezien,- hij spreekt over hém.
|
12:42 | Tegelijk gaan toch ook velen van de oversten in hem geloven, echter, vanwege de Farizeeërs hebben ze het niet beleden, om geen samenkomstlozen te worden;
|
12:43 | want ze beminnen de glorie bij mensen meer dan de glorie van God.
|
12:44 | Maar Jezus heeft het uitgeschreeuwd en gezegd: wie gelooft in mij, gelooft niet in mij,- nee, in hem die mij gestuurd heeft;
|
12:45 | en wie mij aanschouwt aanschouwt hem die mij gestuurd heeft;
|
12:46 | ik, als licht ben ik tot de wereld gekomen opdat ieder die in mij gelooft niet in de duisternis blijft;
|
12:47 | ook als iemand mijn uitspraken hoort en niet bewaart veroordeel ík hem niet; want ik ben niet gekomen om de wereld te veroordelen nee, om de wereld te redden;
|
12:48 | wie mij afwijst en mijn uitspraken niet aanneemt heeft er al één die oordeelt: het woord dat ik heb gesproken, dat zal hem oordelen ten laatsten dage,
|
20:1 | Maar op de eerste van de sabbatsweek komt Maria Magdalena vroeg, als het nog donker is, aan bij de gedenkplaats en wordt gewaar* Letterlijk: en kijkt ertegenaan. dat de steen van de gedenkplaats is gehaald.
|
20:2 | Ze rent dan weg en komt aan bij Simon Petrus en bij de andere leerling,- die welke Jezus (het meest) heeft liefgehad, en zegt tot hen: ze hebben de heer uit de gedenkplaats gehaald en we weten niet waar ze hem hebben gelegd!
|
20:3 | Dan komt Petrus mee naar buiten, en de andere leerling ook, en zo zijn ze aangekomen bij de gedenkplaats.
|
20:4 | Maar de twee zijn tegelijk erheen gerend, en de andere leerling rent sneller dan Petrus en komt als eerste aan bij de gedenkplaats;
|
20:5 | hij bukt erbij neer en kijkt aan tegen de lijkwindsels die er liggen; hij komt echter niet binnen.
|
20:6 | Dan komt, volgend op hem, ook Simon Petrus aan, en die gaat de gedenkplaats binnen; hij aanschouwt de lijkwindsels die er liggen,
|
20:7 | en ook de zweetdoek die op zijn hoofd geweest is,- dat die niet bij de lijkwindsels ligt nee, apart, opgerold op één plek.
|
20:8 | Dan dus komt ook de andere leerling binnen,- die als eerste bij de gedenkplaats is gekomen; hij ziet en gaat geloven.
|
20:9 | Want ze hebben nog niet geweten van het Schriftwoord dat hij uit de doden moest opstaan.
|
20:10 | Dan gaan de leerlingen weg, weer naar hén toe.
|
20:11 | Maar Maria is blijven staan bij de gedenkplaats, erbuiten,- weeklagend; na haar weeklacht dan bukt zij naar de gedenkplaats
|
20:12 | en aanschouwt hoe daar twee engelen zitten in witte (gewaden), één bij het hoofdeind en één bij de voeten, daar waar het lichaam van Jezus heeft gelegen.
|
20:13 | Zij zeggen tot haar: vrouwe, wat weeklaag je? Zij zegt tot hen: omdat ze mijn heer hebben weggehaald, en ik weet niet waar ze hem hebben gelegd!
|
20:14 | Dat zeggend keert zij om, naar achter en aanschouwt Jezus die daar staat,- en ze heeft niet geweten dat het Jezus was.
|
20:15 | Hij zegt tot haar: vrouwe, wat weeklaag je,- wie zoek je? Zíj denkt dat hij de hovenier is en zegt tot hem: heer, als ú hem hebt weggetild, zeg me waar u hem hebt neergelegd; en ík zal hem ophalen!
|
20:16 | Jezus zegt tot haar: Maria! Zíj keert om en zegt tot hem in het Hebreeuws: rabbóeni!- dat wil zeggen: leermeester!
|
20:17 | Jezus zegt tot haar: houd mij niet vast!, want ik ben nog niet opgeklommen naar de Vader; maar ga voort naar mijn broeders en zeg tot hen: ik klim op naar mijn Vader,- ook úw Vader, en naar mijn God,- ook úw God!
|
20:18 | Als zij, Maria Magdalena, aankomt, verkondigt ze aan de leerlingen ‘ik heb de Heer gezien’, en dat hij deze dingen tot haar heeft gezegd.
|
20:19 | Als het dan laat is op die dag, de eerste van de sabbatsweek, en de deuren gesloten zijn daar waar de leerlingen zijn geweest -uit vrees voor de Judeeërs- komt Jezus binnen en gaat in het midden staan; hij zegt tot hen: vrede voor u!
|
20:20 | Als hij dat gezegd heeft, toont hij aan hen én de handen én de zijde. Vol vreugde zijn dan de leerlingen bij het zien van de Heer.
|
20:21 | Dan zegt Jezus weer tot hen: vrede voor u!- zoals de Vader mij heeft uitgezonden zo stuur ook ík u uit!
|
20:22 | Als hij dat gezegd heeft blaast hij hun toe en zegt hij tot hen: neemt in u op heilige geestesadem;
|
20:23 | wier zonden ge vergeeft, aan die mogen ze vergeven worden; van wie ge ze vasthoudt, zijn ze vastgehouden!
|
20:24 | Maar één van de twaalf, Tomas, die Tweeling wordt genoemd, is niet bij hen geweest toen Jezus kwam;
|
20:25 | dus hebben de andere leerlingen het hem gezégd: wij hebben de Heer gezien! Maar hij zegt tot hen: als ik niet in zijn handen het litteken van de spijkers zie en niet mijn vinger kan leggen op de plek van de spijkers en mijn hand mag leggen op zijn zijde, zal ik echt niet geloven!
|
20:26 | Acht dagen later zijn zijn leerlingen weer daarbinnen geweest en is ook Tomas bij hen. Jezus komt binnen; de deuren zijn gesloten; hij gaat in het midden staan en zegt: vrede voor u!
|
20:27 | Daarop zegt hij tot Tomas: breng je vinger hierheen, en zie mijn handen; breng je hand (hierheen) en leg hem op mijn zijde; wees niet ongelovig, nee, gelovig!
|
20:28 | Tomas antwoordt en zegt tot hem: mijn Heer en mijn God!
|
20:29 | Jezus zegt tot hem: omdat je mij gezien hebt ben je gaan geloven; zalig die niet zien, en geloven!
|
20:30 | Dan doet Jezus ook wel vele andere tekenen voor het aanschijn van de leerlingen, die niet zijn opgeschreven in dit boek;
|
Johannes 12, (19) 20 -33 (37)
Bijbeltekst van de week – Johannes 12, (19) 20 – 33 (37)
In Johannes 1, 35-51 krijgt Jezus zijn eerste vier volgers, twee met Hebreeuwse namen (Simon en Natanaël) en twee met Griekse ofwel ‘Helleense’ namen: Andreas en Filippus. Kwamen die uit een van de Heleense d.w.z. Griekssprekende synagogen in Galilea? Dat kunnen we ons afvragen bij degenen ‘die opklimmen / om te aanbidden op het feest’ (vers 20) en Hellenen zijn, en Jezus willen zien: Griekstalige joden op weg naar de viering van Pesach in Jerusalem, die met hun verlangen om ‘de koning van Israël’ (vers 13) te zien via Filippus en Andreas bij Jezus ter sprake komen (vers 22). Dus, hoe mooi het ook zou zijn, geen blinde heidenen die ineens naar de Heiland vragen!
Krijgen ze hem te zien? Het lijkt (in vers 23) van niet: daar is geen tijd meer voor, het uur is gekomen van de verheerlijking door vernedering, van vruchtdragen door afsterven, van kroning tot koning door kruisiging. Het kan ook zijn dat Jezus positief antwoordt: ja, ik zál te zien zijn (maar vraag niet hoe), en dan korte tijd niet, en dan weer wél (Joh. 16, 16).
Vers 27-28a lijkt zó gehoord en opgeketend in de hof van Getsemanee, maar het staat hier, en klinkt voor het oor van een ‘schare’ (vers 29), die in enige hoor-verwarring verkeert als er een stem geschiedt: is er onweer op komst op sprak er een engel? Prachtig!
Eigenlijk zouden de verzen 12 en 13 vooraf moeten gaan aan de lezing van deze perikoop, zodat duidelijk is dat degenen die schreeuwen ‘de koning van Israël’ zich niet vergissen, – alleen de kroning van deze koning wordt niet zoals de wereld zijn koningen kroont.
Pieter Oussoren
http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant