20:19


Als het dan laat is

op die dag, de eerste van de sabbatsweek,
en de deuren gesloten zijn
daar waar de leerlingen zijn geweest
-uit vrees voor de Judeeërs-
komt Jezus binnen en
gaat in het midden staan;
hij zegt tot hen:
vrede voor u!

20:20


Als hij dat gezegd heeft, toont hij aan hen

én de handen én de zijde.
Vol vreugde zijn dan de leerlingen
bij het zien van de Heer.

20:21


Dan zegt Jezus weer tot hen:

vrede voor u!-
zoals de Vader mij heeft uitgezonden
zo stuur ook ík u uit!

20:22


Als hij dat gezegd heeft

blaast hij hun toe
en zegt hij tot hen:
neemt in u op
heilige geestesadem;

20:23


wier zonden ge vergeeft,

aan die mogen ze vergeven worden;
van wie ge ze vasthoudt,
zijn ze vastgehouden!

20:24


Maar één van de twaalf, Tomas,

die Tweeling wordt genoemd,
is niet bij hen geweest toen Jezus kwam;

20:25


dus hebben de andere leerlingen

het hem gezégd:
wij hebben de Heer gezien!
Maar hij zegt tot hen:
als ik niet in zijn handen
het litteken van de spijkers zie
en niet mijn vinger kan leggen
op de plek van de spijkers
en mijn hand mag leggen
op zijn zijde,
zal ik echt niet geloven!

20:26


Acht dagen later

zijn zijn leerlingen weer daarbinnen geweest
en is ook Tomas bij hen.
Jezus komt binnen;
de deuren zijn gesloten;
hij gaat in het midden staan en zegt:
vrede voor u!

20:27


Daarop zegt hij tot Tomas:

breng je vinger hierheen,
en zie mijn handen;
breng je hand (hierheen) en
leg hem op mijn zijde;
wees niet ongelovig, nee, gelovig!

20:28


Tomas antwoordt en zegt tot hem:

mijn Heer en mijn God!

20:29


Jezus zegt tot hem:

omdat je mij gezien hebt
ben je gaan geloven;
zalig die niet zien, en geloven!

20:30


Dan doet Jezus ook wel

vele andere tekenen
voor het aanschijn van de leerlingen,
die niet zijn opgeschreven in dit boek;

20:31


maar déze zijn opgeschreven

opdat gij zult geloven
dat Jezus is: de Gezalfde,
de zoon van God,
en opdat gij, gelovend,
leven hebt in zijn naam!

Johannes 20,19-31 Toeblazen

Jezus blaast zijn leerlingen toe. In het Grieks staat efusèsen, van em-fusaoo: inblazen. Letterlijk staat er dus: ‘Hij blies in, en zei hen…’ Het gebruikte werkwoord komt alleen hier in het Nieuwe Testament voor. De Septuagint bezigt het negen keer, waarvan een paar keer op cruciale plaatsen. In Genesis 2,7 staat dat de nieuw geformeerde mens levensadem ingeblazen krijgt. In 1 Koningen 17,21 vertaalt de Septuagint dat Elia het dode jongetje driemaal ‘inblaast’ (waar het Hebreeuws iets van ‘zich uitstrekken over’ heeft). En in Ezechiël 37,9 worden de vier geestesstreken opgeroepen, te blazen in de vermoorden. Johannes gebruikt dus een memorabel werkwoord dat allerlei associaties met schepping en opstanding oproept.

‘Neemt in u op heilige geestesadem’. De Statenvertaling heeft gewoon: ‘ontvangt den Heiligen Geest’. Hoeveel mooier en beeldender is de Naardense Bijbel hier! Het voorzetsel ‘in’ dat bij de vertaling van em-fusaoo was uitgevallen, keert hier bovendien terug. Adam kreeg ooit adem ingeblazen; de leerlingen krijgen heilige geestesadem ingeblazen. Als bij een geslaagde reanimatie beginnen ze te heilige geestes-ademen. ‘Zo staat ook geschreven: ‘de eerste mens, Adam, werd tot een levende aardse ziel’ (Gen. 2,7),- de laatste Adam wordt tot een levendmakende geest.’ (1 Kor. 15,45) Het eerste levensteken dat Jezus vervolgens noemt, is: vergeving (Johannes 20,23). Vergeving is een daad van herschepping.

Het is moeilijk of onmogelijk om een definitie van de mens te geven. Als ik de bijbel een beetje snap, is de mens vooral bijzonder vanwege zijn mogelijkheden. Niet wat hij is, maar vooral wat hij kan worden is bijzonder. I.U. Dalferth noemt hem een ‘Möglichkeitswesen’. Hij doet dat in een pittig boekje met de titel ‘Umsonst’: voor niks. Je kunt die titel op twee manieren lezen. Het is allemaal ‘voor niks’, sola gratia. Alles wat we kunnen worden, wordt ons zomaar toegespeeld en toegeblazen. Of, als we onszelf afsluiten voor die gratie: allemaal voor niks, heel dat geboren worden, streven en sterven. Maar vooral dat eerste doet ertoe. Eigenlijk moeten we oneindig hoopvol over ieder mens denken, zelfs over onszelf.

Wouter van Voorst