12:13


Maar dan zegt zomaar iemand uit de schare

tot hem:
leermeester, zeg tot mijn broer
dat hij het erfgoed met mij deelt!

12:14


Maar hij zegt tot hem: mens,

wie heeft mij over u aangesteld
als oordelaar of verdeler?

12:15


Maar dan zegt hij tot hen:

ziet toe en waakt voor alle veelhebberij,
want ook als iemand overvloed heeft
is zijn leven niet een van de dingen
die hem toebehoren!

12:16


Maar hij zegt een zinnebeeld

tot hen; hij zegt:
van zomaar een mens, een rijke,
bracht het gebied goed op;

12:17


hij is bij zichzelf gaan overleggen

en zegt: wat zal ik doen?,
omdat ik geen plek heb
waar ik mijn vruchten samenbrengen kan!-

12:18


hij zegt: dít ga ik doen:

ik breek mijn voorraadschuren af
en zal grotere bouwen;
daarin zal ik samenbrengen
al mijn graan en goederen,

12:19


en ik zal zeggen tot mijn ziel:

ziel, je hebt vele goederen liggen,
voor vele jaren;
rust uit, eet, drink en wees vrolijk!-

12:20


maar dan zegt God tot hem:

stuk onverstand!, deze nacht nog
zullen ze je ziel van je afeisen;
wat je hebt klaargemaakt,
voor wie zal het zijn?-

12:21


zó gaat het met

wie schatten vergaart voor zichzelf
en niet rijk is in God!

Lucas 12,13-21 Veelhebberij

‘Waakt voor alle veelhebberij’, zo vertaalt Oussoren in Lucas 12,15. De spellingscontrole zet meteen een pedant rood lijntje onder ‘veelhebberij’. Het woord is zelfs zó vreemd, dat hij ook geen suggesties ter verbetering heeft. Maar geen mens zal problemen hebben met dit neologisme. Het is een concordante vertaling van het Griekse pleonexia. Mijn Griekse woordenboek geeft als herkomst weer: pleon + echoo = meer + hebben. Je zou dus ook kunnen vertalen: meerhebberij. Dat ligt dicht aan tegen het gebruikelijke ‘hebzucht’.

Augustinus legt er in een preek nadruk op, dat we moeten waken voor alle veelhebberij. Jezus waarschuwt niet alleen tegen het begeren van wat een ander heeft. ‘Ik zeg je echter dat je je evenmin begerig en hebzuchtig aan je eigen bezit mag vastklampen’. (Sermo 107) Uit het willen veiligstellen van de eigen positie komt veel onrecht voort. Augustinus gebruikt het voorbeeld van een rechter die een machtige vijand heeft. Als hij die tegen zich krijgt, kan zijn positie inclusief bezittingen in gevaar komen… Daarom durft de rechter niet op te komen voor de verdrukte.

Het is een voorbeeld dat ook op de gewone man van toepassing is. In hoeverre durven wij onze positie, ons geld en goed in gevaar te brengen omwille van het recht? Is je hachje veiligstellen niet de geniepigste vorm van veelhebberij waarvoor Jezus waarschuwt als hij waarschuwt tegen alle veelhebberij?

Augustinus: ‘Je zei tegen jezelf: Je hebt daar nu heel wat liggen. Vandaag nog word jijzelf opgeëist en je hebt geen enkel goed! Je moet deze goederen verachten en zelf goed worden. Dan kun je veilig heengaan, wanneer jijzelf wordt opgeëist. Wat is er nu inconsequenter dan een mens die veel goederen wil hebben maar zelf niet goed wil zijn?’ Willem Barnard: ‘Wij zeggen pluk de dag, maar er is ook een dag die óns plukt. Er komt een hovenier die naar vrucht zoekt.’ (Op een stoel staan III, pag. 191) Hopelijk zijn we dan niet tot zuurpruimen uitgegroeid; tot voze, zure hebbers…

 

Wouter van Voorst