15:1


Maar die tot hem naderden

om naar hem te horen, dat zijn
al de tollenaars en zondaars geweest;

15:2


gegromd hebben

de Farizeeërs en de schriftgeleerden,
zeggend:
hij verwelkomt zondaars en eet met hen!

15:3


Maar dan zegt hij tot hen dit zinnebeeld;

hij zegt:

15:4


zomaar een mens uit u

die honderd schapen heeft
en er uit hen één verliest,
zal hij niet de negenennegentig
achterlaten in de woestijn
en naar het verlorene trekken
tot hij het vindt?

15:5


En als hij het vindt

legt hij het op zijn schouders
en is hij verheugd;

15:6


als hij in het huis komt

roept hij de vrienden en de buren bijeen
en zegt tot hen:
weest mét mij verheugd,
omdat ik mijn schaap gevonden heb
dat verloren was!-

15:7


ik zeg u:

zo zal er in de hemel méér vreugde zijn
over één zondaar die omkeert
dan over negenennegentig rechtvaardigen
die geen omkeer nodig hebben!-

15:8


of welke vrouw die tien drachmen heeft,

grijpt niet, als ze één drachme verliest,
een lamp, veegt het huis
en zoekt naarstig totdat zij vindt?-

15:9


en als zij vindt

roept zij de vriendinnen en buurvrouwen bijeen
en zegt:
weest mét mij verheugd,
omdat ik de drachme heb gevonden
die ik had verloren!-

15:10


zó, zeg ik u,

geschiedt er vreugde
voor het aanschijn van Gods engelen* Letterlijk: aankondigers (elders: aankondig-engelen).
over één zondaar die omkeert!

Lucas 15,1-10 Grrr…

De Naardense Bijbel klinkt veelal anders dan de vertaling die we in gedachten hebben – als we er überhaupt nog een in gedachten hebben. Want je kan je neus niet snuiten of er is al weer een nieuwe vertaling uit. Welke vertaling krijgt in onze tijd nog gelegenheid om in te slijten? Ik denk wel eens: alles verandert voortdurend, en daarom veranderen wijzelf niet. De oude, onveranderlijke liturgie hamerde erop dat wij mensen veranderen zouden. De nieuwe liturgie verandert zo veelvuldig dat we maar zijn opgehouden onszelf ernaar te richten. Morgen is alles toch weer anders.

Maar afijn. Ik behoor tot het ouderwetsche type mens dat nog een bijbelvertaling in gedachten heeft en dat bepaalde woorden/ zinswendingen uit de Naardense Bijbel daarom opvalt. In vers 2 valt me op dat de Farizeeërs en schriftgeleerden ‘gegromd hebben’. Dat was in mijn zeventiende-eeuwse gedachten: ‘murmureerden’ (vgl. de Vulgaat: ‘murmurabant’). De vertaling van 1951 had ‘morden’, terwijl die van 2004 heeft: ‘zeiden morrend tegen elkaar’. Het ligt dicht tegen elkaar aan: murmureren, morren. Het zijn klanknabootsende, mopperige woorden. Als je ze uitspreekt, ben je er al mee bezig.

Andere vertalers hebben hun heil gezocht in abstracties. ‘Zij spraken daar schande van’ (Willibrord), ‘ze klaagden daarover’ (Bijbel in gewone taal) ‘ze zeiden geërgerd’ (Groot Nieuws).

Het Grieks heeft: die-gogguzon, een vervoeging van dia-gogguzoo. Het voorvoegsel dia werkt intensiverend. Het betekent ‘door’, of ‘aldoor’. In de Septuagint komt het vaak voor, al dan niet met voorvoegsel. Het is een typisch woestijnreiswoord. Met enige regelmaat ‘murmureert’ Israël in de woestijn. Er gaat iets mis, er dreigt een gebrek. Onderbuikgevoelens borrelen op, de onvrede komt als braaksel naar buiten. De sfeer verziekt, en vaak maakt de Heer die verzieking aanschouwelijk in een of andere straf.

Oussoren vertaalt dia-gogguzoo met ‘grommen’. Het komt maar twee keer in het Nieuwe Testament voor. Gogguzoo vertaalt hij met ‘morren’ of ‘murmureren’. Met hoeveel recht kiest Oussoren voor de dierlijke vertaling met ‘grommen’? Ik weet het niet. Ik ben geen voorbeelden tegengekomen van dieren die diagogguzoneerden. Toch bevalt de vertaling me wel; ze is beeldend en evocatief. Gegrom. Grrr. Grom, brom, mopper, mok. Ik moet een beetje lachen om de farizeeërs. En om mezelf. Want laat ik maar eerlijk toegeven: ik vind het maar niks wat Jezus doet. Hij maakt het leven nodeloos ingewikkeld en moeizaam. Laat zondaren in hun eigen biotoop a.u.b. Laat ze daar maar ‘gelukkig’ wezen. Mijn territorium mogen ze niet op. Grrr.

Wouter van Voorst