19:28 |
|
19:29 |
|
19:30 |
|
19:31 |
|
19:32 |
|
19:33 |
|
19:34 |
|
19:35 |
|
19:36 |
|
19:37 |
|
19:38 |
|
19:39 |
|
19:40 |
|
19:41 |
|
19:42 |
|
19:43 |
|
19:44 |
|
19:45 |
|
19:46 |
|
19:47 |
|
19:48 |
|
Lucas 19, 28-48 ‘Maar’
Lucas’ Jezus-verhaal nadert zijn climax en dat is te horen in de tekst die steeds gejaagder lijkt te worden. De Naardense Bijbel vertaalt het nietige Griekse woordje de zoveel mogelijk met ‘maar’, waar andere vertalingen het weglaten of vertalen met ‘en’ of ‘welnu’ (maar ‘en’ is kai in het Grieks). Opvallend is dat de verzen 32-37 op één na allemaal beginnen met dat wat vreemde ‘maar’. Er wordt geen tegenstelling mee uitgedrukt, maar vaart: zó hebben de leerlingen een veulen losgemaakt, dat veulen bij Jezus gebracht, hem er op laten klimmen, hebben ze hun kleren op de weg uitgespreid en naderen ze de “afdaling van de Olijfberg”. En dan komt het: “heel de menigte der leerlingen” looft God met de woorden “gezegend hij die komt,– de koning! – in de naam van de Heer!” (vers 38). Dáár gaat het op aan: in Jezus, de Messias, Israëls nieuwe koning, wordt God toegejuicht, de Ene die volgens de woorden van de profeet Zacharja zal optrekken tegen de volkeren die Jeruzalem verwoesten. “Staan zullen zijn voeten te dien dage op de Olijfberg…” (Zach. 14, 4) Die bevrijding is er echter niet één van geweld tegen geweld, maar van ootmoedigheid en geweldloosheid: “Jubel luide, dochter Sion, schal het uit, dochter Jeruzalem: zie, je koning komt naar je toe, een rechtvaardige, een redder is hij,– een ootmoedige rijdend op een ezel, op een veulen, het jong van een ezel.” (Zach 9,9)
Och, mocht Jeruzalem maar herkennen “wat tot vrede is” zegt vers 42, waarin Jezus de heiligdomsstad beklaagt. Vrede wordt niet gewelddadig bereikt. Bevrijding gaat hier aan de vernietiging vooraf. Het moet dus wel een ander soort bevrijding zijn. Net zoals overvloed niet georganiseerd wordt door van de tempel een marktplaats te maken. Die overvloed is er al zegt vers 29″ in Betfage (‘huis van vijgen’) en Betanië (‘huis van dadels’).
Volgens de grote doopsgezinde theoloog Howard Yoder, had Jezus met zijn enorme schare aanhangers (vers 48) waarschijnlijk de macht kunnen overnemen in Jeruzalem. Maar hij weerstaat die verleiding (zie ook Lucas 4, 5-8). Zijn koningschap is die van het diepe lijden. Zijn glorie is die van de totale verwerping. Een verachtelijk kruisdood: daarin schuilt zijn verhoging. (Zie John Howard Yoder, De Politiek van het Kruis (Baarn: Ten Have, 1973)).
Theo van Willigenburg vanwilligenburg@kantacademy.nl