24:13 | En zie, twee van hen zijn op diezelfde dag onderweg geweest naar een dorp dat zich ophoudt op zestig stadiën van Jeruzalem, welks naam Emmaüs is,-
|
24:14 | en zij hebben zich met elkaar onderhouden over al deze dingen die samengelopen zijn.
|
24:15 | En het geschiedt, terwijl zij zich onderhouden en samen zoeken: hij, Jezus nadert, en is met hen mee getrokken,
|
24:16 | maar hun ogen zijn zo bevangen geweest dat zij hem niet hebben herkend.
|
24:17 | Maar hij zegt tot hen: wat zijn dit voor woorden die ge al wandelend elkaar tegenwerpt? Treurig-ogend blijven ze staan.
|
24:18 | Maar ten antwoord zegt één, met de naam Kleopas, tot hem: bent ú alléén bijwoner in Jeruzalem en hebt u geen kennis van de dingen die in deze dagen geschieden?
|
24:19 | Hij zegt tot hen: wat voor dingen? Zij zeggen tot hem: die rondom Jezus de Nazarener, een man die profeet is geworden, vermogend in werk en woord tegenover God en heel de gemeenschap,-
|
24:20 | hoe onze heiligdomsoversten en onze overheden hem hebben prijsgegeven aan terdoodveroordeling en hem gekruisigd hebben;
|
24:21 | maar wíj hebben gehoopt dat híj het is die Israël zal gaan verlossen; echter, al met al brengt hij nu de derde dag door sinds deze dingen zijn geschied;
|
24:22 | echter hebben ook enkele vrouwen uit ons midden ons ontsteld, die vroeg in de morgen bij de gedenkplek zijn geweest;
|
24:23 | toen ze zijn lichaam niet vonden zijn ze komen zeggen dat ze een visioen van engelen hebben gezien, die zeggen dat hij lééft;
|
24:24 | enkelen van hen die met ons zijn zijn mee teruggegaan naar de gedenkplek, en vonden die zó zoals ook de vrouwen hebben gezegd, maar hemzelf hebben ze niet gezien!
|
24:25 | En híj zegt tot hen: o onverstandigen, te traag van hart om te geloven op grond van alles wat gesproken hebben de profeten!-
|
24:26 | moest de Gezalfde niet dat alles lijden, en (zó) binnengaan in zijn heerlijkheid?
|
24:27 | En beginnend bij Mozes en bij alle profeten, legt hij hun uit wat in alle geschriften over hem gaat.
|
24:28 | Dan naderen ze het dorp waarheen ze onderweg waren, en hij doet alsof hij verder zal trekken.
|
24:29 | Zij dringen sterk bij hem aan en zeggen: blijf bij ons, want het is tegen (de) avond en de dag is reeds gaan liggen! Hij komt binnen om bij hen te verblijven.
|
24:30 | En het geschiedt: als hij met hen aanligt neemt hij een brood en zegent; hij breekt het en geeft het hun aan.
|
24:31 | Maar hun ogen worden geopend en zij herkennen hem; en het geschiedt: hij wordt onzichtbaar voor hen.
|
24:32 | Zij zeggen tot elkaar: was ons hart niet brandend in ons, toen hij op de weg met ons sprak, toen hij voor ons de Schriften opende?
|
24:33 | In datzelfde uur staan ze op en keren terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en die bij hen zijn verzameld vinden;
|
24:34 | die zeggen: de Heer is werkelijk opgewekt en heeft zich laten zien aan Simon!
|
24:35 | En zij zetten alles uiteen van op de weg, en hoe hij zich aan hen heeft laten kennen in het breken van het brood.
|
Lucas 24, 13-35 – Chagrijnig
Deze tekst biedt ons, samen met Johannes 21 (“Simon-van-Johannes heb je mij lief”), wel het meest aangrijpende en meest beeldende Paasverhaal. “Was ons hart niet brandend in ons, toen hij op de weg met ons sprak, toen hij voor ons de Schriften opende,” is een iconische frase. Net zoals het verhaal dat hun ogen aanvankelijk gesloten zijn, maar bij het breken van het brood geopend worden wanneer de Emmaüsgangers de Opgestane herkennen. Wat heerlijk dat de Naardense Bijbel het nog indringender maakt. Hun ogen waren niet gesloten, nee: die twee zijn “zo bevangen geweest dat ze hem niet hebben herkend.” (vers 16) Hun ogen waren ekrantounto: gevangen (Bijbels Grieks) of gedetineerd (Nieuwgrieks) en daarom in de vertaling van Pieter Oussoren: ‘bevangen’.
Bevangen van wat? Angst? Verkeerde hoop? Vol verwijten? Teleurstelling? Waarschijnlijk het laatste. Ze “werpen elkaar” al wandelend van alles tegen (vers 17). Jezus vraagt ernaar en “treurigogend blijven ze staan”. Dat “treurigogend” zegt álles – het is een poëtische vertaling van skuthroopoi; prachtig! Al zou “chagrijnig” nog precieser zijn geweest. Ja, dat waren ze: chagrijnig! Ze hadden zo gehoopt dat die profeet, Jezus de Nazarener, Israël zou gaan verlossen, “echter, al met al, brengt hij nu al de derde dag door sinds deze dingen zijn geschied.” (vers 21) Waar brengt Jezus nu al de derde dag door? In ieder geval niet tussen zijn troepen als aanvoerder van de bevrijdingsstrijders! De traditie zegt dat Jezus in de hel was nedergedaald om daar samen te zijn met de definitief verslagenen.
Ze zijn chagrijnig, die Emmaüs-gangers, totdat het brood genomen wordt en Jezus God heeft gezegend (‘goed van God heeft gesproken’, eulogèsen /benedicat). Als hij het brood aan hen geeft verandert alles. Ze herkennen Jezus en tegelijk wordt hij op dat moment onzichtbaar voor hen. Nu voelen ze het omgekeerde van zeurderig, koud chagrijn: ze voelen ineens dat hun hart al begon te branden toen Jezus voor hen de Schriften opende. Zou dat opstandingsleven zijn: een brandend hart zonder chagrijn?
Theo van Willigenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl