9:51


Maar het geschiedt

als de dagen van zijn opneming
in vervulling gaan
dat hij zijn aanschijn strak erop richt
om naar Jeruzalem te trekken

9:52


en voor zijn aanschijn

aankondigers uitzendt.
Zij vertrekken en komen binnen
in een dorp van Samaritanen
om voor hem (een en ander) gereed te maken.

9:53


En die verwelkomen hem niet,

omdat zijn aanschijn
is geweest: trekkend naar Jeruzalem.

9:54


Maar als ze dat zien,

zeggen de leerlingen
Jakobus en Johannes:
heer, wil je dat we zeggen
dat ‘vuur van de hemel zal
neerdalen en hen zal verteren’ (2 Kon. 1,10-12)?

9:55


Maar hij keert zich om en bestraft hen;

Hij zegt: ge weet niet
wat voor geest u bezielt!

9:56


Ze vertrekken naar een ander dorp.

9:57


Terwijl zij over de weg trekken

zegt iemand tot hem: ik zal u volgen
waarheen u ook gaat!

9:58


Jezus zegt tot hem:

de vossen hebben holen
en de vogels van de hemel
hebben woningen beneden,
maar de mensenzoon heeft niets
waar hij zijn hoofd kan neerleggen!

9:59


Maar tot een ander zegt hij: volg mij!

Maar die zegt:
vergun mij dat ik eerst heenga
om mijn vader te begraven.

9:60


Maar hij zegt tot hem:

laat het aan de doden over
om hun doden te begraven!-
jij, ga heen en verkondig overal
het koningschap van God!

9:61


Maar ook een ander zegt:

ik zal u volgen, heer,
maar vergun mij eerst
afscheid te nemen
van wie tot mijn huis behoren!

9:62


Maar Jezus zegt tot hem:

niemand die de hand
aan de ploeg slaat en achterom kijkt
is inzetbaar
voor het koningschap van God!

Lucas 9, 51 -62 Aanschijn

In Lucas 9,51 begint deel twee van het Lucasevangelie, waarin Jezus via allerlei omzwervingen op Jeruzalem aantrekt, alwaar hij zijn Passie en Pasen zal vinden. Vers 51 vat alles wat komen gaat zó samen: vervuld gaan worden de dagen van zijn “opneming” (kruisverheffing / opstanding / hemelvaart) – Jezus richt zijn “aangezicht” strak op Jeruzalem.

De NBV-vertaling wil het uitleggen: Jezus ging “vastberaden” op weg naar Jeruzalem. Maar daarmee verdwijnt dat belangrijke woord aangezicht uit beeld. Het woord komt in Lucas 33 keer voor en in dit gedeelte precies 3 keer. Even verder in vers 51 waar Jezus “voor zijn aanschijn” aankondigers uitzendt en in vers 53 waar de Samaritanen de aankondigers niet verwelkomen omdat het Jezus’ “aanschijn is geweest: trekkend naar Jeruzalem.” (NBV: “omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was”)

Dat herhaalde “aanschijn” (prosoopon) is veelbetekenend, omdat het onmiddellijk doet denken aan die eerdere centrale scene in hoofdstuk 9: de verheerlijking van Jezus op de berg. In vers 29 lezen we: “En het geschiedt terwijl hij bid dat het aanzien (to eidos) van zijn aanschijn (tou prosoopou) anders wordt en zijn kleding stralend wit.” De verheerlijking van Jezus is zijn verheffing aan het kruis. Het lijkt of met de scene op de berg dit besef bezit van Jezus heeft genomen. Met zijn veranderde aangezicht richt hij zich nu strak (esterizen – van sterizo – vastzetten) op Jeruzalem. Zijn veranderde blik is de blik op zijn komende lijden. Zijn aanschijn is: trekkend naar Jeruzalem en voor dát aanschijn zendt hij zijn aankondigers uit.

Theo van Willigenburg     vanwilligenburg@kantacademy.nl