1:21 |
|
1:22 |
|
1:23 |
|
1:24 |
|
1:25 |
|
1:26 |
|
1:27 |
|
1:28 |
|
1:29 |
|
Marcus 1, 21-28 (29)
Laat ik nou altijd gedacht hebben dat Jezus en zijn jongeren na hun roeping vader, moeder en het knekelhuis achter zich lieten en als een soort hippiekolonie over het heilige land gingen zwerven! Niet helemaal dus. Twee van de eerste vier, Simon(Petrus) en Andreas, hebben een huis (vers 29), in elk geval een thuis, in Kafarnaoem, en daar treft Simon een bijna door vuur verteerde schoonmoeder aan, maar dat komt volgende week. Als je een schoonmoeder hebt ben je ook niet zo’n vrije jongen als het lijkt. Hoe zit dat met (t)huis en onderweg? Is Jezus de enige die verhuist? En dan ook niet heel ver weg: van Nazaret naar Kafarnaoem. Trekt hij in huis bij Simon en zijn familie?
Het geloof der vaderen verlaten ze ook al niet: op sabbatdagen gaan ze naar de samenkomst (vers 21)! Het nieuwe van Jezus is zijn onderricht ‘als een die gezag heeft’, en de heftige reactie die dat oproept bij de onreine geest (vers 23) die zich in één van Jezus’ hoorders heeft genesteld, – blijvend of alleen voor die gelegenheid? Wat hij uitkrijst is een en al (h)erkenning van Jezus als de heilige van God. Maar wat een verschil met het verhaal voor 2 februari, de vreugdevole (h)erkenning van Jezus door Simeon en Hanna in Jeruzalem! (Lucas 2, 22-40 Opdracht van Jezus in de Tempel – het feest van Maria Lichtmis)
Hier in het begin van het Marcusevangelie (1, 27) is Jezus ‘meteen’ al “een teken dat weersproken zal worden.” (Lucas 2, 34)
Pieter Oussoren