1:29


Meteen als ze uit de samenkomst komen,

komen ze het huis van
Simon en Andreas binnen,
met Jakobus en Johannes.

1:30


Maar Simons schoonmoeder lag neer

in koortsvuur;
meteen spreken ze hem over haar aan.

1:31


Hij komt (op haar) toe,

grijpt de hand vast en wekt haar op.
De vuurgloed laat haar los
en zij is hen gaan bedienen.

1:32


Als het later wordt,

wanneer de zon zakt,
zijn ze tot hem gaan brengen
allen die het kwalijk hebben
en die door demonen bezeten zijn;

1:33


heel de stad is zich gaan verzamelen

bij de deur.

1:34


Hij geneest vélen die het kwalijk hebben

door allerlei ziektes,
en werpt vele demonieën uit,-
en laat niet toe
dat de demonieën uitspreken
dat zij van hem weten.

1:35


Heel vroeg, als het nog nacht is,

staat hij op, gaat (de stad) uit
en gaat naar een plek in de woestijn;
dáár heeft hij gebeden.

1:36


Simon en die bij hem zijn volgen hem,

1:37


en als ze hem vinden, zeggen ze tot hem:

allemaal zoeken ze u!

1:38


En hij zegt tot hen:

laten we ergens anders heen gaan,
naar de aan te houden dorpssteden,
opdat ik ook dáár kan prediken;

1:39


want dáárvoor ben ik er op uitgegaan!

Al predikend in hun samenkomsten
komt hij in heel Galilea,
terwijl hij ook de demonieën uitwerpt.

Marcus 1, 29-39

 

Bijbeltekst van de Week – Marcus 1, 29-39

 

Laten we ophouden doktertje te spelen; laten we het doen met wat de taal van de Schrift aanreikt!

Ik vind dat de Naardense Bijbel in Marcus 1, 30 met ‘koortsvuur’ nog te veel doktertje speelt. De schoonmoeder van Petrus heeft er pyressousa bijgelegen, pyromaan! Ze is door vuur geblakerd, van buitenaf, of wordt van binnenuit door een vuur verteerd dat haar dood kan worden. Juist toen ik een Bijbelkring ervan had overtuigd dat we moesten ophouden om aan een beetje koorts te denken, stak een goedwillende vrome de vinger op en zei: “Ik weet nu was ze écht had. Longontstekening!” Is het ons niet genoeg dat de pyretos (vurigheid, vuurgloed) haar heeft losgelaten toen de Heer haar de hand vastgreep en haar opwekte?

Aangespoord door Tom Naastepad zaliger tracht ik in het vertaalwerk ook demonen en demonieën uit elkaar te houden, zonder dat ik nu al weet waar precies de kneep zit. Vooralsnog denk ik bij demonieën aan klusteringen van demonen, dril-achtige clusters die ook nog kunnen praten, wanneer ze bijvoorbeeld zeggen ‘rot op naar je eigen land’. In de doktertjespelende gemeente houdt men het op simpele psychische aandoeningen (‘die wij beter begrijpen dan men vroeger deed’), maar je hoeft niet simpel psychisch gestoord te zijn om toch ernstig gekromd te gaan onder demonieën, ‘tijdgeesten’.

Jezus is gekomen om onreine geesten te vernietigen (vers 24) en gekromden op te richten! Het geheim van Jezus’ geestkracht wordt onthuld in vers 35: het bidden in de woestijn. De beweging in Marcus 1, 12-13 is een permanente geworden. Tussen de bedrijven van vers 34 en vers 39 door is er gebed. De Jezus van Marcus is geen krachtpatser die alles wel even ‘doet’. Hij durft in de woestijn zwak te zijn in Gods kracht.

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant