10:32 |
|
10:33 |
|
10:34 |
|
10:35 |
|
10:36 |
|
10:37 |
|
10:38 |
|
10:39 |
|
10:40 |
|
10:41 |
|
10:42 |
|
10:43 |
|
10:44 |
|
10:45 |
|
Marcus 10, 32-45
Bijbeltekst van de Week – Marcus 10, 32-45
Sklavenmoral?
“Aller bediende zijn” (43), “aller dienstknecht zijn” (44), “gekomen om te bedienen” (45). Dat is de weg van Jezus en zijn leerlingen. Ik ben geen kenner van Nietzsche, maar stel me zo voor dat hij dit soort passages met de grootst mogelijke weerzin las. Niet voor niets adviseerde hij het Nieuwe Testament met handschoenen aan te lezen, om geestelijk-hygiënische redenen. Dit boek verheft niet, maar schept er een smerig genoegen in, mensen omlaag te praten. Wees nederig, verlaag jezelf, cijfer jezelf weg, wees een nul, wees dienstbaar. Maak je de Sklavenmoral eigen.
Ik heb veel sympathie voor Nietzsche en vraag me vaak af of hij nu werkelijk een antichrist was of eerder een antichristen. Ageert hij tegen het Nieuwe Testament of tegen een bepaalde lezing ervan? Vecht hij tegen Christus of tegen zijn kerkelijke karikatuur? Beveelt Jezus werkelijk een Sklavenmoral aan, gericht op de verlaging van de mens?
Volgens mij lijkt dat alleen zo. Dienen en dienstbaarheid hebben in christelijke kring vaak die muffe, dociele, onderworpen klank. Ook veel liederen getuigen van een passieve houding, van: ik ben niets, U bent alles. We gaan als een hond op onze rug liggen. Daaronder vermoedt Nietzsche terecht het ressentiment tegen de edele mens die wél tot ontplooiing is gekomen; die wel beslissingen durft te nemen. Die wordt al snel als zondaar gebrandmerkt door de kudde.
Maar je kunt je dienstbaarheid ook anders voorstellen. Om te beginnen als een vrije, zelfbewuste keuze (niemand zo zelfbewust als Jezus!). En niet als een tekort, maar als overvloed, als Schenkende Tugend. De evangelisten wijzen allevier op het koninklijke, royale van Jezus’ dienst. Zijn dienst is op onze verheffing gericht. Hij wil dat we tot ons recht komen. Dat is geen kwestie van neerbuigend Mitleid, maar van Mitfreude. Mensen die zich laten verheffen (opstanding!), worden in staat gesteld tot dienstbaarheid op hun beurt. Noem het: genegenheid tot wat zich op grassroot level afspeelt, voor wat daar opkomt en opbloeit.
Het tegendeel daarvan vinden we in vers 42. Daar gaat het over “overheersen” en “macht botvieren”. In het Grieks werkwoorden die beiden beginnen met kata: omlaag. Anderen omlaagheersen. Zo kom je zelf hogerop. Het lijkt Übermenschen-gedrag te zijn. Maar is het juist niet een gebrek, een tekort? Wie ben je, dat je dat machtsvertoon nodig hebt? Een miezerig mens met grenzeloze tekorten die zelfs door een onderworpen wereld nog niet vervuld zijn? En haal je zo, terwijl je anderen omlaagheerst, ook jezelf niet omlaag? Is dat niet de werkelijke Sklavenmoral, veeleer grotesk dan groots?
Wouter van Voorst