9:38 |
|
9:39 |
|
9:40 |
|
9:41 |
|
9:42 |
|
9:43 |
|
9:44 |
|
9:45 |
|
9:46 |
|
9:47 |
|
9:48 |
|
9:49 |
|
9:50 |
|
Marcus 9, 38-50
Bijbeltekst van de Week – Marcus 9, 38-50
Het Griekse ge-ennan wordt in de Naardense Bijbel niet vertaald met ‘hel’ maar met ‘gehenna’. Dat komt omdat ‘hel’ bij ons allerlei betekenissen oproept die niets te maken hebben met het oorspronkelijke Hebreeuwse woord gehenna. Gehenna is afgeleid van de naam van het smalle, rotsachtige Dal van Hinnom (Hebreeuws: Gej Hinnom, een afkorting van Gej Bnee-Hinnom, het dal van de zonen van Hinnom), ten zuiden van oud-Jeruzalem Het was een gruwelijke plaats, waar spontaan vuur opstak (fosfor uit de grond), waar ooit ter verering van de afgod Moloch babies in datzelfde vuur werden gegooid en waar later afval, vuil en lijken van dieren en verachte misdadigers werden verbrand.
Jezus zegt: “Als je hand of je voet of oog je laat struikelen –afbrengt van Rijk van God– ruk die dan uit, want het is beter dat je kruipel of blind verder leeft dan dat je helemaal intact in de gehenna wordt geworpen.” (Marc. 9, 43-47) Hier wordt verwezen naar Jesaja 66 waar de grote dag wordt beschreven waarop heel de aarde verenigd zal zijn en zal optrekken naar de berg Sion, Jeruzalem: “nieuwe hemelen en de nieuwe aarde” (Jes 66, 23) Maar niet iedereen maak daar deel van uit. De lijken van hen die zich tegen het nieuwe heil hebben verzet zijn zichtbaar in het Hinnomdal, “want de worm die aan hen knaagt sterft niet en het vuur waarin zij branden dooft niet uit.” (Jes 66, 24 = Marc. 9, 48) In Jesaja wordt een onderscheid gemaakt de goeden en de slechten, de geredden en de veroordeelden, zij die er ‘bijhoren’ en zij die niet ‘van ons’ zijn. Hoe begint onze perikoop ook al weer? “Meester we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam demonieën zien uitwerpen en omdat hij ons niet is gaan volgen hebben we hem tegengehouden.” (Marc. 9, 38) Het is die tegenstelling tussen ‘van ons’ en ‘niet van ons’, tussen Ons Soort Mensen en De Anderen die Jezus aan de kaak stelt. “Houdt hem niet tegen!” (vers 39).
Zoals Jezus in de verzen voorafgaande aan onze perikoop (Marc 9, 33-37) liet zien dat wat onder mensen het kleinste is, bij God het grootste wordt genoemd, zo wijst hij nu op het zoeken naar onderscheid, het verzet tegen vrede en heelheid, dat in elk van ons huist. Wij hebben het in ons om “de kleinen die geloven” (vers 42) –al die losers, have-nots en sociaal onaagepasten– te laten struikelen. Misschien denken we stiekem ook wel dat wanhopige Syrische jongemannen die hier na een helletocht aankomen ‘testosteronbomnmen’ zijn die het voorzien hebben op onze kinderen. Als je er zo tegenaankijkt kun je beter je oog uitrukken en in het vuur werpen. Zelfkritisch zijn, naar jezelf kijken in plaats van naar een ander, dat is nodig. “Behoudt het zout in uzelf (hou het pittig wordt niet zouteloos) en betracht onder elkaar vrede”. (Marc. 9, 50)
Theo van Willigenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl