18:1


In dát uur

komen de leerlingen tot Jezus
en zeggen:
wie is toch de grootste
in het koninkrijk der hemelen?

18:2


Hij roept een jongetje bij zich,

laat dat midden tussen hen staan

18:3


en zegt:


amen is het, zeg ik u:

als ge niet omkeert
en wordt als de jongetjes
zult ge het koninkrijk der hemelen
echt niet binnenkomen!

18:4


Hij dus die zich zo gering zal maken

als dit jongetje,
die is de grootste
in het koninkrijk der hemelen!

18:5


En wie één zo’n jongetje om mijn naam

zal ontvangen, ontvangt mij.

18:6


Maar wie één van deze kleinen

die in mij geloven
zal laten struikelen,
voor hem brengt het meer
dat er een molensteen
om zijn hals gehangen wordt
en hij wordt afgezonken
in de diepte van de zee!

18:7


Wee de wereld-op-orde

vanwege de struikelblokken!-
want het is een noodlot
dat de struikelblokken kómen,
alleen: wee de mens door wie
het struikelblok komt!

18:8


Als je hand of je voet je laat struikelen,

hak hem af en werp hem ván je!-
want het is beter voor je
verminkt of mank het leven binnen te komen,
dan met twéé handen of twéé voeten
geworpen te worden in het eeuwige vuur.

18:9


En als je oog je laat struikelen,

ruk het uit en werp het ván je!-
want het is beter voor je
éénogig het leven binnen te komen,
dan met twéé ogen
geworpen te worden
in de gehenna van het vuur!

18:10


Ziet toe dat ge niet

één van deze kleinen geringschat;
want ik zeg u dat hun engelen in de hemelen
aldoor het aanschijn aankijken
van mijn Vader in de hemelen.

18:11


Want de mensenzoon komt

om te redden wat verloren is.

18:12


Of dacht ge dat het ánders is?

Als bij zomaar een mens
een honderdtal schapen het zijne wordt
en er raakt er één van hen verdwaald,
zal hij dan niet de negenennegentig
achterlaten op de bergen
en eropuit trekken
om te zoeken wat verdwaald is?

18:13


En als het het zijne wordt om het te vinden:


amen is het, zeg ik u, dat hij zich

daarover méér verheugt
dan over de negenennegentig
die niet verdwaald zijn.

18:14


Zo is er bij uw Vader die in de hemelen is

geen wil
dat één van deze kleinen verloren gaat!

18:15


Als je broeder zondigt,

ga er heen en wijs hem terecht,
tussen jou en hem alléén;
als hij naar je zal horen
heb je je broeder teruggewonnen.

18:16


Als hij niet zal horen

neem er dan nog één of twee met je mee,
opdat
‘bij monde van twee of drie getuigen
elke bewering gestaafd wordt’ (Deut. 19,5).

18:17


Als hij aan hen voorbijhoort,

zeg het aan de vergadering;
als hij ook aan de vergadering voorbijhoort
laat hij dan voor je zijn
zoals de volksheiden en de tollenaar.

18:18

Amen is het, zeg ik u:
zoveel als ge zult binden op de aarde
zal gebonden zijn in de hemel
en zoveel als ge zult losmaken op de aarde
zal losgemaakt zijn in de hemel.

18:19


Wéér zeg ik het u:

als er twee van u op de aarde
eenstemmig zijn over elke zaak
waarom zij vragen
zal die hun geworden
van bij mijn Vader die in de hemelen is.

18:20


Want waar twee of drie

samengebracht zijn in mijn naam,
daar ben ik in hun midden!

Matteüs 18, 1-20

Bijbeltekst van de Week Matteüs 18, (1) 1-20

 

‘In dat uur’ – in welk uur? Bij Marcus en Lucas is dat het uur waarin Matteüs 17, 22-23 wordt uitgesproken:

22   Jezus zegt tot hen:

op het punt staat de mensenzoon

om te worden prijsgegeven
in handen van mensen

23   die hem zullen doden;

ook zal hij ten derde dage

worden opgewekt!

Zij worden zeer bedroefd.

 

Heeft de ‘inlas’ die 17, 24-27 is een speciale betekenis in deze context? Als je te horen krijgt dat mensen de mensenzoon zullen doden en dat hij ten derde dage zal worden opgewekt, en je wordt zeer bedroefd, dan is de boodschap van de passie nu wel verstaan, maar die van de ‘opwekking ten derden dage’ helemaal niet, tenzij gehoord als vrome ‘paasfrase’ die achter een passie-aankondiging hoort te volgen. Maar áls je dan ‘zeer bedroefd bent’, wat betekent dan je vraag naar de grootste in het koninkrijk der hemelen? Het moet wel een bijna wanhopige vraag zijn: ‘rebbe, wanneer het zó gaat met de mensenzoon, door een dal vol schaduwen van dood, wát heet dan groot in het koninkrijk der hemelen? – kan het nóg kleiner, nóg geringer?’Ja, als ik de vraag zo mag verstaan snap ik het antwoord ook beter.

‘Deze kleinen (vanaf vers 6)’: nog steeds de kinderen of nu de leerlingen in hun geringheid? Van de kleinen komt het vanaf vers 15 op broeders die zondigen. Zijn zij deel van ‘de kleinen’ of een nieuwe categorie? Ik aarzel om hier broeder-en-zusters te vertalen omdat zondigen in de Bijbel vooral mannenwerk is. Een Utrechtse theologe: “Natuurlijk gaat in de Bijbel de meeste aandacht naar mannen: díe zondigen het meest en hebben het vaakst vergeving nodig!”

 

Pieter Oussoren

http://www.luthersekerkapeldoorn.nl/5/predikant