2:1 |
|
2:2 |
|
2:3 |
|
2:4 |
|
2:5 |
|
2:6 |
|
2:7 |
|
2:8 |
|
2:9 |
|
2:10 |
|
2:11 |
|
2:12 |
|
Matteüs 2, 1-12 Ster
Ds. Hans Baart uit Driebergen bracht me tijdens een Kerstviering op het spoor van de oudtestamentische oorsprong van de ster die in dit gedeelte driemaal wordt genoemd (2: 2, 2:7 en 2:10). Tweemaal wordt de ster hier gezien door de magiërs een eenmaal wordt verteld dat de ster is gaan schijnen. Vaak komt de ster in de Bijbel niet voor. In Genesis staan de sterren enkele malen symbool voor ‘een grote hoeveelheid’, net zoals de korrels van het zand van de zee (zo talrijk zal Abraham’s nageslacht zijn!). En Amos 5:26 spreekt over ‘sterrengoden’ als afgoden.
De enkele ster als zelfstandig symbool komt in het Oude Testament alleen voor in Numeri 24. Daar lezen we het verhaal van de Bileam, die tegen wil en dank heilsprofetieën uitspreekt over het nomadenvolk Israël. De Israëlieten willen door Moab trekken waarop de koning Balak Bileam inschakelt om die tsunami aan vreemdelingen te vervloeken. Maar hoe Bileam ook probeert zijn de koning van dienste te zijn, uit zijn mond komt alleen wat de koning niet wil horen:
“Een weg baant zich een ster uit Jakob, opgestaan is een stamstaf uit Israël;
hij heeft de slapen van Moab versplinterd..” (Numeri 24:17)
‘Een ster uit Jacob baant zich een weg’: – hier heeft Matteüs het vandaan als hij de ster een weg laat banen die door de magiërs wordt gevolgd tot aan het huis waar ze het jongetje, de koning der Judeeërs, eer bewijzen.
Net als Mozes en Jozua zal Jezus zijn volk een weg wijzen door de vijandige wereld op weg naar het land van de belofte. En net als bij Bileam zal er goedgunstig over hem worden gedroomd en geprofeteerd, uiteindelijk zelfs door de hoofdman bij het kruis (Matt 27:54).
Theo van Wiligenburg
vanwilligenburg@kantacademy.nl